vrijdag 3 september 2021

QSDF - Was het iets anders of was het toch str*nt?


Mijn woordenboek heeft bij ‘stercus’ twee opmerkingen: 1. het betekent drek, mest. De tweede is een verwijzing naar Cicero, die iemand, die hij een rotvent vindt, typeert als ‘stercus curiae’, in zo’n typisch retorische draaiformulering, de praeteritio*: “nolo stercus curiae dici Glauciam”**. Hij zou dus Glaucia niet echt de drek van de senaat willen noemen, maar ondertussen heeft hij het wel even fijntjes gezegd. Ik moest de rem opzetten om niet verder het Cicerospoor te volgen, want eenmaal vertrokken op die klassiekenwebsites blijf je verder klikken. Bijv. http://www.attalus.org/bc1/index.html (bij het jaar 100 vind je Glaucia).

Dus terug naar stercus. De afkorting QSDF (geen enkele connectie met de middelste rij links op het azerty-toetsenbord, ook al dringt die zich nu hardnekkig op in mijn blikveld) is o.a. te vinden op de Fasti Antiates Maiores, de oudste teruggevonden Romeinse kalender. Daarop werden de dagen per maand aangeduid die gunstig (fasti) waren voor het uitvoeren van officiële en rituele handelingen en de dagen die dat niet waren, de nefasti. Het laatste woord vinden we nog in onze hedendaagse talen volop terug - iets vervelends of akeligs blijft altijd langer hangen. 



QStDF staat voor ‘Quando Stercus Delatum Fas’, waarin je ‘Fas’ kort zou kunnen vertalen met ‘oké’. Dus zodra de stercus is weggehaald is het oké dat officiële gebeurtenissen weer plaatsvinden. Waar weggehaald? Uit de tempel van Vesta. Op de 15e juni. Was het daar dan zo vies en moesten die arme Vestalinnen eerst drek beginnen te vegen? Daar zijn in de oudheid zelf heel wat commentaren bij geschreven o.a. door Varro en Festus, maar ook Ovidius in zijn Fasti had er iets over te zeggen. Hier een artikel dat probeert uit te vissen wat die stercus in de tempel van Vesta nu echt was. 

De auteur van het artikel, Peter Keegan, vindt bij Ovidius een andere verklaring. De Vestaalse maagden gebruikten meel, spelt en zout, opgelost in water, bij hun rituele handelingen om plaatsen en mensen te zuiveren. Stercus zou je in dit verband het ‘afval’ van deze riten kunnen noemen. Hij besluit dat stercus een tweeledige betekenis had: drek en ritueel afval.

Of ook een combinatie kan nuttig zijn, zoals Cato in zijn De Agricultura vermeldt: als de landbouwgrond wat te mager is, gooi er dan dierenmest (stercus) op in combinatie met plantaardige materie. Zoals mijn dochter doet voor haar moestuin: een manège is dolgelukkig dat ze hun paardenmest mogen komen leveren. Het resultaat is het cadeautje dat hier op tafel ligt: een courgette van 70 centimeter (tja dat groeit maar door als je weken op vakantie bent). 

 ----------------------------------- 

* Hier ga ik verder in op de stijlfiguren dissociatio en praeteritio:  https://cycade.blogspot.com/2016/11/deze-week-zagen-we-in-het-tv-nieuws.html 
** Cicero, De Oratore, 3,164

maandag 15 februari 2021

De Tyrannendoders, of: desinformatie in De Standaard in slechts 7 krantenregels


De column van Joren Vermeersch, vandaag in De Standaard, bespreekt het fenomeen van de ‘politieke martelaar’, mensen die door de gevestigde orde ‘uitgespuwd’ worden en die daarna dan door de goegemeente als helden vereerd worden. Het onderwerp is best wel geschikt voor een interessant praatje. Vond ik en ik begon te lezen.

Je ziet eerst een dramatische plaat, met als onderschrift “De moord op de latere Atheense martelaren Harmodius en Aristogeiton”, en krijgt onmiddellijk het erbijhorende verhaal:

Misschien het oudste geval is dat van de Atheense broers Harmodius en Aristogeiton. Na een mislukte aanslag op de laatste tiran van Athene, Hippias, werden zij in 514 voor Christus in het openbaar doodgemarteld. De Atheners gingen de broers al snel vereren als helden van de vrijheid (eleutherioi). Daarmee werd het zaadje geplant voor de democratische omwenteling zes jaar later. (DS ‘Het rijk van de martelaar’, 15/02/2021)

Dat beeld van een zaadje planten komt mij na zo’n gewelddadige geschiedenis wat onevenwichtig over, maar goed, de betekenis is duidelijk.

Maar wat ook meer dan duidelijk is, is dat hier een hele zak zaden van desinformatie en on-feiten welig gewoekerd en getierd heeft. En dat op maar nauwelijks 8 regels tekst. Die Joren* kan er wat van.

Over het plaatje wil ik dadelijk ook nog wat zeggen, maar eerst toch een beetje close reading.  Harmodius en Aristogeiton waren geen broers. Zij waren minnaars naar oud-Griekse gewoonte, Aristogeitoon de erastès (de oudere) en Harmodius de eromenos (de jongere). En waarom hadden ze het op beide tirannen van Athene gemunt (dus niet alleen Hippias)? Omdat tiran Hipparchus zijn wellustig oog had laten vallen op Harmodius, maar deze had hem afgewezen. Waarna Hipparchus uit nijd een verbod had uitgevaardigd tegen de zus van Harmodius: zij mocht niet mee opstappen in de stoet van de Panatheneeën. Deze schande voor de familie moest gewroken worden met de dood van beide tirannen: dàt was de aanleiding. Hippias werd slechts de laatste tiran nadat zijn broer Hipparchos, medetiran,  bij de aanslag het leven liet. Harmodius werd ter plaatse bij de aanslag gedood, en alleen Aristogeitoon werd publiekelijk doodgemarteld. 


Het plaatje laat ons een jongere en oudere man zien die een stoet aanvallen, met hoogwaardigheidsbekleders op kop. Mijn eerste reflex was: dat zijn de ‘tirannendoders’ in de aanval. Maar wat zegt DS-Joren Vermeersch? 'Dat stelt de moord op de latere Atheense martelaren Harmodius en Aristogeiton voor.' Huh? Even checken bij Getty Images dus: daar heet het: “Attack of Hipparchus and Hippias sons of Pisistratus by the Tyrannicides, Harmodius and Aristogeiton at the 514 BC Panathenaic Festival. From "Cassell's Illustrated Universal History, Vol. I”

Je kunt verder in het artikel nog een Plinius de Jongere vinden die ‘radeloos’ naar Trajanus schrijft i.v.m. de Christenen. Iedereen die die brief gelezen heeft (ik in ieder geval ettelijke keren, hij zat in mijn cursus) weet dat dit een heel rustige brief is, waarin bezorgdheid en twijfel te vinden is, maar geen paniek. 

Er zijn journalisten die graag een dramatische pen hanteren. Ik zap dan weg.

–--------------------------------------------

*‘Joren Vermeersch is jurist, historicus en auteur.’

zaterdag 12 december 2020

THUCYDIDES EXTRA-ZART


Als kinderen wachtten wij met ongeduld tot vader zijn pakje sigaretten leeggerookt had. Dan mochten afwisselend mijn broer en ik een nieuw pakje gaan kopen. Iemand van mijn leeftijd weet ongetwijfeld wat wij daar leuk aan vonden. Ik spreek over de jaren vijftig. De baas van de plaatselijke rookwaren-cum-spirituosenwinkel was bovendien voorzitter van de zwembadvereniging en badmeester. De combinatie van deze activiteiten gaf in die onschuldige tijden nog geen aanleiding tot verkettering. Zijn gezag in het zwembad was onder de dorpsjeugd onbetwist. Als hij je dan in de winkel met je voornaam aansprak was dat een fijn moment. Maar het echt leuke aan de sigarettenpakjes waren de plaatjes. Mijn vader rookte Croydon en daarin zaten vliegtuigen, die we in een plakboek konden verzamelen. 

Met naam en toenaam. Er waren nog merken met schepen, of treinen - de markt was ruim, en de sigarettenmaatschappijen gebruikten zonder scrupules de kinderlijke verzamelwoede om de omzet te verzekeren.

Het eerste sigarettenplaatje zou ca. 1875 het licht gezien hebben en ik heb geen idee of die nu nog in sigarettenpakjes zitten - ik rook niet. Maar het eerste idee om verzamelplaatjes bij koopwaar te verpakken is toe te schrijven aan een Duitser uit Keulen, wiens zonen dan later de definitieve naam gaven aan de firma, de gebroeders Stollwerck . Bij een reep chocolade. Compleet met inplakboeken. In 1840 begon een reeks die zou blijven duren tot in de 20e eeuw, ik heb voorlopig niet kunnen vinden tot wanneer. Tik in Google Afbeeldingen 'Stollwerck cards' in en kijk je ogen uit. En hier is het duidelijk dat ingespeeld werd op heel wat bredere interesses van het 19e-eeuwse doelpubliek dan die van het vijftigerjarenrookpubliek.

Dus hier kom ik bij mijn uitgangspunt uit ;-) 

Aanleiding tot deze blogpost is het stukje van Neville Morley* over één van de Stollwerck Cards van 1908 in de reeks 'Helden des Geistes und vom Schwert' (groep 411, nr.6). Met name: Thucydides. Op de voorkant (boven) zie je een stevig gespierde blootarmige, nogal nors kijkende, Griek (op te maken uit zijn antiekerige  kledij). Maar op de achterkant! Onder de typering van het soort chocoladereep krijg je een gedetailleerde beschrijving van Thucydides' leven en betekenis voor de geschiedenis, ter stichting bij het eten van je hapje chocolade. Bij Marlboro werken duidelijk geen Duitsers. Daar zijn ze niet verder geraakt dan de 'Marlboro man'.












---------------------------------------------

*Neville Morley, prof classicus en twitteraar in https://twitter.com/thucydiocy waarin hij hardnekkig verkeerde uitspraken over Thucydides weerlegt.

zaterdag 17 augustus 2019

Democritus redivivus?


Plato kon hem, naar verluidt, niet uitstaan en zou het liefst al zijn geschriften (zo'n 60 titels) verbrand gezien hebben - een onmogelijke opgave, gezien de verspreiding ervan in de Griekse wereld van toen. De populariteit van Democritus is lang groot geweest, maar Plato heeft uiteindelijk grotendeels zijn zin gekregen: tegen de middeleeuwen was er bijna niets meer van Democritus' geschriften over. Wat we nog hebben komt uit (flarden van) teksten, citaten en commentaren bij andere schrijvers, door een paar grondige Duitsers ruim een eeuw geleden bijeengesprokkeld, Diels en Kranz, in hun prachtige uitgave 'Die Fragmente der Vorsokratiker'.

Tot mijn verrassing ben ik Democritus een paar dagen geleden tegengekomen op (waar anders?) het internet, in een 'antinatalistische' blogpost. En niet in verband met het woord of het begrip 'atoom', waar de meesten hem van kennen. Wel met een paar pessimistische teksten die zijn bijnaam 'de lachende filosoof' geen eer aandoen. De citaten kun je geen 'fragmenten' meer noemen, dus ik was eerder sceptisch over de authenticiteit ervan. Maar ik heb mijn oordeel moeten herzien: ik heb ze teruggevonden in Diels-Kranz: https://archive.org/details/diefragmentederv01dieluoft/page/434 vanaf nr. 275, met Duitse vertaling, maar houd je niet tegen om nog eens wat oud-Grieks te lezen ;-).

Ik druk hier de Engelse vertaling af van Kathleen Freeman van 1948; ze heeft de hele Diels-Kranz vertaald en die publicatie is hier te vinden: een schatkamer. (@victacausa: het is te warm om het nog eens te vertalen, ik hoop dat iedereen Engels kent, maar pet af voor jouw consequente vertalingsinspanningen:-)

275. The rearing of children is full of pitfalls. Success is attended by strife and care, failure means grief beyond all others.
276. I do not think that one should have children. I observe in the acquisition of children many great risks and many griefs, whereas a harvest is rare, and even when it exists, it is thin and poor.
277. Whoever wants to have children should, in my opinion, choose them from the family of one of his friends. He will thus obtain a child such as he wishes, for he can select the kind he wants. And the one that seems fittest will be most likely to follow on his natural endowment. The difference is that in the latter way one can take one child out of many who is according to one's liking; but if one begets a child of one's own, the risks are many, for one is bound to accept him as he is.

Antinatalisme
. Ik werd een beetje somber toen ik al die websites erover las. Het wordt blijkbaar beschouwd als een nieuwe filosofische stroming. 'Was ik maar niet geboren'. 'Ik heb geen keus gehad in mijn geboren worden'. Als ik Democritus hierboven goed lees, is hij niet tegen kinderen hebben, als hij het maar kan regelen. Hij zou zich in onze tijd heel wat beter thuis gevoeld hebben.

dinsdag 19 maart 2019

Geen reflex, maar wel klassiek: de damnatio memoriae


Voor de goede orde: de term damnatio memoriae is pas in gebruik sinds 1689 (wiki). Maar de praktijk is natuurlijk zo oud als de straat. En in tegenstelling tot de onwillekeurige reactie, beschreven in vorig stukje, om de oorzaak van onheil buiten de eigen leefwereld aan te wijzen, is de damnatio memoriae een weloverwogen beslissing, niet van 'de mensen', maar van een overheid. De herinnering aan iemand of iets moet weggenomen worden, ausradiert. Voor een Romein een zwaardere straf dan de dood.

Het bedoelde effect van beide fenomenen - de onwillekeurige reflex en de rationele gedragskeuze - is hetzelfde. De eer, het gezicht van de eigen leefwereld moet beschermd en gaaf gehouden worden. Die bescherming kan uitgaan van een hele bevolkingsgroep of één individu dat een 'schuldig geheim' met zich meedraagt.

Is het toeval dat Nieuw-Zeelands premier Ardern op twee dagen tijd beide vertegenwoordigt? Waarschijnlijk niet. Ze heeft haarfijn aangevoeld wat de moskeeschutter dreef: bekendheid, 'roem'. En dus verklaart ze voor het parlement : 'He will, when I speak, be nameless'.
Ik haal dit zinnetje uit de krant, maar als ze het echt zo gezegd heeft: pet af. Niet zomaar 'ik ga zijn naam niet noemen', maar 'hij zal, als ik spreek, naamloos zijn'. Plechtig, dramatisch, indruk makend door de poëtisch bezwerende zinsbouw. Na 'zal' een wachtpauze met een tussenzin, om meer nadruk te scheppen voor het ouderwetse - en daardoor eerbiedwaardige - woord 'naamloos'. Over de impact van deze houding (de naam Tarrant  zal niet over haar lippen komen) verder meer.

De Grieken en Romeinen pakten het radicaal aan, maar,
Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoonzoals gebleken, niet effectief. Ze vernietigden beeltenissen, verbrandden geschriften over hem/haar, beitelden opschriften weg en verboden over deze persoon nog te spreken. Op het Forum Romanum is een inscriptie te vinden waarin de naam van een (opper-) vestaalse maagd is weggebeiteld. Uit een schildering met Septimius Severus en zijn gezin is het gezicht van zoon Geta weggeschraapt. In 31 v.C. kwam een samenzwering tegen keizer Tiberius aan het licht: van de aanvoerder, Seianus, werden alle standbeelden vernietigd en zijn naam van alle munten gehaald waar die op gestaan had. Het klinkt grondig, maar we weten nu nog precies over wie het ging, het was dus niet effectief. Volgens een Ierse onderzoeker was het zelfs contraproductief. Door zo de nadruk te leggen op de obliteratie bleef de herinnering aan de te vergeten persoon steviger in het geheugen.

Het memory hole

De praktijk van damnatio memoriae is blijven bestaan tot in onze tijd. In Sovjet-Rusland werden in Stalin's tijd in ongenade gevallen individuen van officiële foto's 'afgeshopt' en dat is weeral een kleine honderd jaar geleden. Maar vóór terug te keren naar Nieuw-Zeeland even een kleine excursus over het 'memory hole' :-) Overal tref je citaten aan uit George Orwell's 1984, het ene al pregnanter dan het andere, maar het boek lezen, daartoe kwam ik nog niet. Misschien doe ik het nu wel, na deze hilarische vondst:

In Nineteen Eighty-Four the memory hole is a small chute leading to a large incinerator used for censorship: "In the walls of the cubicle there were three orifices. To the right of the speakwrite, a small pneumatic tube for written messages, to the left, a larger one for newspapers; and in the side wall, within easy reach of Winston's arm, a large oblong slit protected by a wire grating. This last was for the disposal of waste paper. Similar slits existed in thousands or tens of thousands throughout the building, not only in every room but at short intervals in every corridor. For some reason they were nicknamed memory holes. When one knew that any document was due for destruction, or even when one saw a scrap of waste paper lying about, it was an automatic action to lift the flap of the nearest memory hole and drop it in, whereupon it would be whirled away on a current of warm air to the enormous furnaces which were hidden somewhere in the recesses of the building." Nineteen Eighty-Four's protagonist Winston Smith, who works in the Ministry of Truth, is routinely assigned the task of revising old newspaper articles in order to serve the propaganda interests of the government. For example, Smith may be called to retroactively change a statement about food rationing to reflect new policies. (mijn onderstreping)

En wat las ik nog maar pas? Een bericht dat ik helaas niet meer heb teruggevonden tussen recente internetposts, maar in dit oudere artikel over hetzelfde onderwerp is de change of a statement duidelijk geformuleerd: de metingen van de temperaturen in de eerste helft van de vorige eeuw moeten 'gehomogeniseerd' worden in Nederland. Ze belanden zo in een soort damnatio memoriae. Die metingen hebben daar zeker geen probleem mee, maar het werk van al die meters (metenden)? Wat mij frappeerde in hierboven gesignaleerd artikel is de titel 'Veel hittegolven geschrapt' :-). Over 'changing a statement' gesproken!

Afbeeldingsresultaat voor Jacinda ArdernHet is duidelijk dat Jacinda Ardern met haar doodzwijgen van de naam van de moskeeschutter een persoonlijke actie voert. Ze weet goed genoeg dat een damnatio memoriae in deze overgeconnecteerde maatschappij niet uitvoerbaar is. Ik heb respect voor haar statement.
Maar wat ik uitermate betreur is die hatelijke hoofddoek die ze rond haar hoofd draait als ze de familie van de slachtoffers begroet. Alsof een eerste minister van een westers land uit compassie een sektesignaal moet imiteren als ze in zo'n milieu komt. Een man zou gewoon blootshoofds gekomen zijn. De boodschap die ze brengt is: 'vrouwen onderdrukken is OK in jullie gemeenschap, nieuw-Zeelanders vinden dat OK.'  :-( Een stap te ver.

vrijdag 15 maart 2019

Een klassieke reflex


An Australian-born suspect’, zo omschrijft de premier van Nieuw-Zeeland, Jacinda Ardern, de man die vandaag 49 mensen doodschoot in moskeeën in Christchurch, hoofdstad van het  Zuidelijke Eiland. De man is geen Nieuw-Zeelander van geboorte, he had been in New Zealand "a relatively short time". Ik interpreteer dit als ‘een kleine troost bij deze verschrikkelijke gebeurtenis’. Het is gedrag dat niet bij haar land hoort: Nieuw-Zeelanders zijn verdraagzaam, gastvrij, hartelijk voor iedere medebewoner. Dat was natuurlijk even slikken voor Australië.

Hoe je het ook draait of keert: het is en blijft een Australiër. Hoe reageren de Australiërs hierop? Alvast één mea culpa valt te lezen, zij het in omfloerste vorm, in een kop van de krant ‘The Australian’:



"Wij hebben een slechterik geëxporteerd."

Maar ook de verdediging begint op gang te komen. De Australische senator Fraser Anning heeft verklaard dat de schietpartij te wijten is aan de moslimimmigratie. Verdere uitleg bij deze uitspraak lijkt me overbodig, de gedachtengang is bekend genoeg. De klassieke reflex.

Klassiek in de dubbele betekenis van het woord: er gebeurt een ramp, of een situatie wordt als uiterst slecht of ongewenst aangevoeld, en de beschuldigende vinger wijst naar buiten. De uitspraak van Ardern is feitelijk bedoeld, niet beschuldigend, maar creëert ongetwijfeld dat effect bij de Nieuw-Zeelanders. Haar beschrijving van Nieuw-Zeelands warme, inclusieve maatschappij verhoogt dit effect zeker.

Iets wat ruim een eeuw geleden als een verwoestende en niet te genezen ziekte beschouwd werd  was syphilis. En wat hoorden we in de geschiedenisles? De Fransen spraken over ‘le mal anglais’, de Engelsen over ‘the French disease’. Of de Joden, als zondebok voor de belabberde Duitse economische situatie in de jaren ’30. Zij waren volksfremd en volksfeindlich. Wat mij bij de dubbele betekenis van ‘klassiek’ brengt: bij Livius staat een prachtig voorbeeld van deze gedachtengang.

De affaire van de Bacchanalia*


In 186 v.C. komt in Rome een gevaarlijke ‘samenzwering’ aan het licht, in de vorm van een bacchantische sekte die als een kanker woekert. De bacchanten begaan de meest liederlijke en moorddadige schanddaden. De consuls moeten optreden (voor drama één adres: Livius:-). Hoe is dat kunnen gebeuren?

Livius: “In een eerste stadium was er een Griek van lage afkomst naar Etruria gekomen, een soort van priester, een ‘waarzegger’. Hij ging voor in heimelijke nachtelijke riten. De schadelijke invloed van dit verderfelijke fenomeen drong vanuit Etruria tot in Rome door als een besmettelijke ziekte.”
Ziezo, het waren geen echte authentieke Romeinen.

En voor de lezer die hiervan niet direct overtuigd is laat hij het in de volksvergadering door de bevoegde consul nog eens duidelijk zeggen:
“Voor geen enkele volksvergadering, medeburgers, is ooit het plechtig gebed tot de goden zo toepasselijk, ja zelfs noodzakelijk geweest als dit hier, dat jullie eraan herinnert, dat dit onze goden zijn, waarvan jullie voorouders oorspronkelijk bepaald hebben dat zij geëerd, vereerd en aanbeden moesten worden, niet die goden, die het denken van de mensen geïnfiltreerd hebben met verdorven en onromeinse godsdienstige praktijken en hen als het ware met prikkels van de Furiën tot elke misdaad en tot iedere losbandigheid drijven.” (Livius 39,15,1 e.v. als u de moed opbrengt om dit verder te lezen, hij gaat nog enkele hoofdstukken door :-)

En het is niet opgehouden voor Rome. Daarom als coda hier de overbekende tekst in Tacitus:

“...hen, die gehaat waren om hun schanddaden en die het volk Christenen noemde. Hun naamgever, Christus, was tijdens Tiberius' oppergezag onder de procurator Pontius Pilatus ter dood gebracht; tijdelijk onderdrukt, brak hun verderfelijk bijgeloof weer uit, niet alleen in Judea, de wieg van dat kwaad, maar ook in Rome...” (Ann. 15.44**)

Tijdelijk is hier het juiste woord.

---------------------------------------------------------------------------------
* De titel van een monografie van mijn hand voor leraren Latijn.
** "(-) auctor nominis eius Christus Tiberio imperitante per procuratorem Pontium Pilatum supplicio adfectus erat; repressaque in praesens exitiabilis superstitio rursum erumpebat, non modo per Iudaeam, originem eius mali, sed per urbem etiam."



zondag 27 januari 2019

Homerus in het nieuwe millennium


Dank zij Twitter, dat onterecht verguisde medium, heb ik nog maar pas een verborgen schat ontdekt.
Twitter is een doorgeefluik en wie er gebruik van maakt is zelf verantwoordelijk voor de gevolgen - niet dat luik. Dit voor wat het 'verguisd' betreft. En nu het 'verborgen'. Daar neem ik een aanloopje voor, want het was even delven.

Taalportret

De berichten op Twitter zijn wat mij betreft van het oor-in-oor-uit-type. Je kiest zelf wie je volgt, de leuke dus, maar echte verrassingen levert dat niet op, behalve wanneer iemand een bericht 'deelt' van een onbekende bron. De woordenwolken hieronder waren zo'n verrassing.

Links ziet u de Ilias, rechts de Odyssee. Een Madrileen (en zelfverklaarde Piraat ;-), Daniel Riaño Rufilanchas, heeft de woordenschat van beide werken in een 'word cloud'-maker gestopt (met weglating van 'functionele'* woorden en de 100 meest frequente woorden die in beide werken voorkomen) en een verrassend accuraat taalportret teruggekregen van het vechtersepos Ilias en het sociale epos Odyssee. Dit komt uit een twitterbericht van 23 januari.
{Voor degenen die geen Grieks gevolgd hebben op school: links zie je woorden als vechten, oorlog, paard, lans, manschappen, borst - en rechts huis, kamer, vrijer, gast, mens, (toe)spreken, wederkerig.}

Een vrachtlading lexica 

Enkele blogposts geleden was hier al een aantal 19e-eeuwse lexiconauteurs ter sprake gebracht: Gladstone, of all people, met zijn onderzoek naar de kleuren bij Homeros, en vader en zoon Mehler met hun Woordenboek bij Homerus. Die waren nog te werk gegaan op de oude wijze van de filoloog: bladzijde na bladzijde omdraaien en opschrijven wat ze belangrijk vonden. En nog in de 20e eeuw volgde de schrijver Karel van het Reve dezelfde analoge methode om de verzen van Homerus te lezen:  "...want sommige woorden heb ik het afgelopen jaar misschien wel dertig keer opgezocht in het onvolprezen Homerus-woordenboek van Mehler, en ik ken ze nog steeds niet." (In dit blogstukje

Maar Homerus heeft de millenniumwende overleefd. Je moet maar één keer doorklikken op de website van die Spaanse piraat en de Homeruslexica liggen voor het digitale grijpen - sinds een kleine week. Ze staan al op mijn harde schijf (voor het geval de Piraten niet winnen bij de verkiezingen ;-). Waar hij die electronische woordenschat van Ilias en Odyssee vandaan heeft is  op deze pagina te lezen. Hij zegt zelf dat er nog fouten in staan, het is een testversie, maar het lijkt me dat dat voor een Grieks kennende gebruiker wel meevalt. Zijn studentenversies van de lexica staan vol commentaar en verwijzingen. Ik ben mijn Homeros met plezier op een nieuwe manier gaan lezen.

De 'Perseus Treebank

Dat leuke plaatje hieronder is te vinden als je op de link in de titel klikt (en op het plaatje klikken maakt de afbeelding wat duidelijker). Bij het Perseusproject zijn ze bezig de structuur van klassiek Griekse en Latijnse werken in kaart te brengen. Het interesseert me ietsje minder, maar toch pet af voor het (blijkbaar) monnikenwerk. Analoog komt nog altijd vóór digitaal, zo te lezen. Hoe ze het allemaal doen is hier te vinden.



-----------------------------------------------------
* Ik wilde wel weten wat Riaño met 'functioneel' bedoelde, en hij heeft me prompt het volgende antwoord teruggestuurd: "For the wordclouds I considered functional words all prepositions, conjunctions (subordinate & coordinative), particles & pronouns. I omitted numerals & the most common adverbs & discourse markers & (for a mix of reasons) the verbs εἰμί, εἶμι, τίτημι, ἵημι, φημί, ἧμαι."

donderdag 29 november 2018

Russische opmars gestuit door oude Krimbewoners




Nu de krant De Standaard heeft aangekondigd het woord 'neger' (= zwarte) te willen schrappen, in het licht van nieuwe voortschrijdende inzichten op kleurgebied, zit de internationale geografie met een probleem. Toch als ze DS als gidskrant beschouwen.

De Zwarte Zee had bij de oude Grieken een bijzonder slechte reputatie, wegens de ontelbare schipbreuken tijdens herfst- en winterstormen. Hij was 'Axeinos' (ongastvrij). Maar de bijgelovige Griekse matrozen durfden die naam niet gebruiken en noemden hem liever 'Euxeinos', gastvrij. Om de zeegoden niet boos te maken. De Turken hadden daar hoegenaamd geen scrupules over en spraken van Kara Deniz, de Zwarte Zee, en zo is dat nu overal ingeburgerd.

Maar de aantrekkingskracht van het rijke vruchtbare land voorbij die Nietwitte Zee was groter dan de schrik. Vier eeuwen lang vóór onze tijdrekening hadden de Grieken het gekoloniseerd en er een welvarend koninkrijk uitgebouwd aan beide zijden van de Cimmerische Bosporus, met als hoofdstad Pantikapaion. Tegenwoordig heet dat Kertsj en die Bosporus heet nu Straat van Kertsj, een zeeëngte die de Russen sinds een weekje blokkeren onder de gloednieuwe brug die ze er gebouwd hebben. Ik kom daar straks op terug.

Cimmeria (de Krim) was de naam van dat Bosporische koninkrijk, maar 'Tauris' is de oude naam die nog altijd tot de lugubere verbeelding spreekt als de streek waar Iphigeneia, na een verre luchtreis, door de godin Artemis werd neergezet. Ze werd tot priesteres gebombardeerd en moest vreemdelingen slachtofferen die zo onvoorzichtig waren geweest er voet aan land te zetten. Het was niet de eerste verschrikking die ze had doorstaan.

De onherbergzaamheid van de Zwarte Zee straalde ongunstig op nog andere kusten af, met name op Kolchis (nu Georgië). Dat sombere land was de heimat van Medea, een geduchte tovenares. De knappe, maar niet al te snuggere, Griekse prins Jason kon haar overtuigen met hem mee naar Griekenland te komen, als zijn vrouw. Maar zoals dat soms gaat, de Grieken hadden geen zin in inclusiviteit en multicultuur met de Kolchische. Het nieuwe huwelijk van de prins, met een autochtone vrouw, resulteerde in een viervoudige moord. Met de complimenten van Medea. Daarna vloog zij weg op een drakenwagen.

Maar terzake nu, terug naar de Krim, waar de Russen de Oekraïeners in een wurggreep houden. Inbeslagname van 3 Oekraïense patrouillevaartuigen, vasthouden van 24 bemanningsleden, de Zee van Azov bezetten - volgens de president van Oekraïne (op de foto met een decoratieve tank op de achtergrond) onaanvaardbaar agressieve politiek van Vladimir Poetin. Wil de Navo een paar fregatten sturen?
Agressoren vanuit het Oosten kent de Krim natuurlijk ook al duizenden jaren, Scythen, Sarmaten, Goten, Hunnen, Mongolen - om er maar enkele te noemen. Maar het is begrijpelijk dat president Porosjenko nu even niet historisch gezind is. Anders zou Poetin fijntjes kunnen wijzen op het feit dat de Krim altijd al van Rusland was geweest, sinds 1783, totdat Chroestsjow het in een gulle bui aan de sovjetrepubliek Oekraïne cadeau gaf in 1954.

De brug. Sinds de Krimannexatie heeft Rusland niet stilgezeten met als resultaat een spiksplinternieuwe brug over de straat van Kertsj. En daar houdt het niet op. Er wordt hard gewerkt aan een nieuwe spoorweg over de brug, die langs Kertsj gaat lopen. Maar het werk zal 6 maanden vertraging oplopen.* De plannen moeten hertekend worden, de spoorweg moet 700-900 meter meer naar het zuiden worden verplaatst. Reden? Het Bosporische koninkrijk.

Tijdens de aanleg werd in de buurt van Kertsj een nederzetting, Manitra,* ontdekt, midden op het treintraject, met een oppervlakte van meer dan 4000 m² en daterend uit de 4e-2e eeuw voor Christus. Tot nu toe de grootste archeologische site van dat soort in de hele Zwarte-Zeeregio.

Kijk, dat is een leuk trekje aan die Russen: op volle zee drie uit de kluiten gewassen boten enteren en kapen, maar kosten noch moeite sparen om voorzichtig een erfgoedschonende spoorlijn te plaatsen rond een oud-Griekse nederzetting :-)

----------------------------------------
* Google Translate biedt een leesbare, zij het krakkemikkige, vertaling


zondag 5 november 2017

Mehler & Mehler
Een kleine speurtocht met beperkte middelen




Zo zagen aankomende onderwijzers rond 1900 eruit, hier een lichting van de kweekschool van Middelburg, onder wie mijn opa. Rechts vermoedelijk de directeur, waarmee niet te spotten lijkt (misschien is het wel de roemruchte Harm de Raaf).
Zo zag, denk ik, ook Jakob Mehler eruit, met driedelig pak, horlogeketting en hoed, en misschien de erbij behorende dandyachtige wandelstok. Jakob Mehler, van wie ik een Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek vond in een 100 jaar oude boekenkast - in mijn vorig blogstukje. Tot mijn verrassing, want ik dacht dat zíjn woordenboek het Grieks Woordenboek bij Homerus was. Een ietwat oppervlakkige reactie van mijn kant, zoals gebleken is.

'Mehler' is niet één persoon, maar een tweemanschap. Eugen en Jakob. Vader en zoon.

Auteur van het Woordenboek op de gedichten van Homerus (1892) is Eugen. Hier is het relaas van zijn ongelooflijke productiviteit te vinden, waarbij hij blijkbaar niet gehinderd was door zijn Duitse afkomst bij het schrijven van Nederlandse woordenboeken. Na zijn dood in 1896 nam Jakob de zorg voor het woordenboek op zich - in het jaar waarin hij ook promoveert - en deed dat tot zijn dood in 1962. Ter gelegenheid van '100 jaar Mehler' publiceerde W.Kassies in 1992 een historiek hiervan in Hermeneus (p.252).
Jakob was een al even harde werker als zijn vader. Naast zijn full-time onderwijstaak produceerde ook hij een aantal woordenboeken en andere publicaties. Ik zie het een leraar middelbaar onderwijs nu niet meer doen.
(De rijke website Stilus van Leo Nellissen heeft de woordenboeken on-line.*)

Naast deze ietwat droge gegevens vond ik nog een petite histoire die je niet in de laudationes, hierboven aangehaald, zult terugvinden: rond 1860 was de latere dominee Herman de Lang leerling van Eugen op het gymnasium van Brielle. In zijn memoires roddelt hij er gezellig op los over Mehler en het Woordenboek:

Het onderwijs van den conrector, dr. Mehler, liet veel te wenschen over. Grondig Duitsch – al was hij zelf een Duitscher van afkomst – heb ik niet geleerd. Gelukkig dat wij later voor onze theologie zooveel Duitsch moesten lezen. En ook Grieksch heb ik slecht van hem geleerd. Mehler was toen bezig met de uitgaaf van zijn Grieksch Woordenboek. Daarvoor zat hij proeven te corrigeeren onder het rooken van een manilla-sigaartje. Wij mochten de proeven wel naar de post brengen en kregen dan zoo’n sigaartje. Aan een Grieksch Woordenboek was toenmaals behoefte; Mehler wist dat dr. A.H.G.P. van den Es, de latere amsterdamsche rector, ook aan een bezig was; dus dat was concurreeren wie ’t eerst klaar was. Ze zijn, meen ik, ongeveer te gelijker tijd verschenen. Dat van dr. van den Es heeft wel het meeste succes gehad van de twee. Mehler was een kundig man, maar ik verbeeld mij dat hij weinig met zijn ziel bij zijn onderwijs was. Misschien heeft daartoe wel bijgedragen, dat zijn hart te veel bij de vrijerij was. Hij was een jong knap Joodje, steeds keurig gekleed en volkomen gentleman-like in zijn manieren. Hij verliefde op een mooi Brielsch meisje, juffrouw Leonora van der Wissel, met wie hij dan ook getrouwd is. Maar hij moest eerst “Christen” worden. Juffr v.d. W. was Luthersch, en zoo werd dan Mehler gechristianiseerd door de Meijere, toen Luthersch predikant in den Briel. (-)  Hoe dit zij, wij jongens hadden er oolijk pret in, dat Mehler – die alleen om Juffr v.d. W. “overging” en geestelijk de Meijere maken en breken kon – bij dezen “catechiseerde”. Wij spraken er met spot over, maar… hadden toch wel zooveel ontzag voor Mehler, dat wij dit niet lieten merken. Zij zijn getrouwd en spoedig daarop volgde zijn benoeming tot conrector te Sneek. Het Woordenboek was toen nog niet af. (Later is Mehler rector te Zwolle geworden).

Leuk is het ook om hier de testamenten van de jonggehuwden te vermelden, gewoon omdat het kan: in het Streekarchief Voorne-Putten zijn ze te vinden. Contracten, afgesloten op een verschillende datum en met een licht verschillende formulering. Of daar ook een histoire aan vast hangt zullen we wel nooit te weten komen :) Het huwelijk was vruchtbaar: vijf jongens en één ervan was dus Jakob.

In de decennia rond de eeuwwisseling werd er lustig gewoordenboekt, zoals duidelijk wordt in het relaas van de dominee. Een blik op de pagina naslagwerken in Stilus zegt genoeg. Het betreft meestal tweede of derde drukken, dus als je terugrekent naar de eerste druk kom je gemakkelijk vóór 1900 uit. Het lijkt voor een verwende internetgebruiker, die de superieure zoekfuncties van Google gewoon is, een raadsel hoe die 19e-eeuwers hun materiaal bijeengekregen hebben, zonder een auto waar ze snel even in konden springen om naar de 'analoge' universiteitsbibliotheek te rijden. Zij zochten hun bronnen op met paard en koets of met de trein. De eerste commerciële schrijfmachine van Remington dateert van 1873. We kunnen dus geredelijk aannemen dat de auteurs hun kopij nog met de hand geschreven indienden, zeker het Grieks, met al zijn diakritische tekens.

Bewondering is op zijn plaats, niet in het minst voor hun nauwkeurigheid bij het verwerken van de 'data' in de ruimte waar die opgeslagen waren: hun geheugen. Natuurlijk vonden ze het warm water niet uit: ze konden teruggrijpen naar voorgangers, met name de Duitse 'Altphilologen', die aan de top stonden in Europa. Maar verrassend voor - alweer - iemand in deze tijd van superieure communicatie is de stunteligheid waarmee de gebruiker van de woordenboeken behandeld wordt. Je zult geen jaartal van uitgave vinden, wat wij nu gewoon vinden, alleen dat het gaat om een eerste, tweede, etc. druk. En de ronduit onduidelijke berichtgeving in de voorwoorden vertelt ons dat dat iets is wat de samensteller niet interesseerde, want iemand die een woordenboek maakt kan toch niet zo'n uil zijn als de hiernaast staande tekst op het eerste zicht doet vermoeden.

Hierboven dus de voorwoordbladzijde van Montijns Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek (erop klikken maakt het leesbaar). Ik had in het begin wat moeite met het eerste voorwoord. De persoon die ondertekent met De Schrijver is Montijn. Hij vermeldt netjes zijn bron, een Duitser, die niet die Duitser is die hij eerst uitgebreid introduceert, maar een andere Duitser. In zijn tekst heeft hij om onverklaarbare redenen één afkorting gebruikt, waar nog ruimte genoeg was voor het hele woord. Namelijk Dl. Ik ben niet zo snel van begrip en het duurde even voor ik door had dat dit 'Deel' moest zijn. Maar daarmee was ik er nog niet. Het bleek dat er verschillende 1e Delen bedoeld worden. Het eerste 1e Dl is van de eerste Duitser, het tweede en derde 1e Dl is van Montijn en telkens gaat het dan over een Latijnsch-EigenTaal Woordenboek. Dat Montijn later nog wenst uit te breiden. Het 2e Dl, het boek dat voor u ligt, krijgt een halve regel. ;-)

Wanneer is de eerste druk te situeren? Zeker vóór 1896. Dat weet ik dank zij het tweede voorwoord. Daar komt vanuit het niets de naam Mehler te voorschijn. 'De gelegenheid, het wat bij te werken, heeft Dr. Mehler niet meer mogen beleven'. Eugen Mehler stierf in 1896, voordat De Bewerker (H. Vroom) aan de tweede druk begon. Dat Mehler hier genoemd wordt in een voorwoord bij andermans woordenboek is verwarrend voor de toevallige gebruiker van het boek (de naam van de samensteller valt weer niet, nl. Montijn), maar voor insiders waarschijnlijk logisch: Eugen heeft een tijdlang in Sneek gewoond, waar Jakob geboren is, en daar was ook een uitgever gevestigd, Druten, die woordenboeken uitgaf, o.a. Mehler en Montijn. Die twee hebben elkaar ongetwijfeld gekend.
(20/11 Een eenvoudiger verklaring voor de naam Mehler hier: het is misschien gewoon een vergissing, en is er Montijn bedoeld. Die naam begint ook met een M ;-) Wie zal het zeggen? Ook Leo Nellissen kon mij niet meer vertellen.)

En wanneer begon Vroom aan de tweede druk? Dat moet vóór 1912 zijn geweest, want anders zou hij niet geschreven hebben: 'Daar echter wegens gebrek aan Nederl.-Latijnsche woordenboeken een tweede uitgave dringend geëischt werd, etc.', want in 1912 publiceerde Jakob Mehler zijn
Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek. Dat ik een pareltje vind. Maar laten we het hier voorlopig bij laten.

(Voorlopig, want over die 'crisistoeslag' valt nog iets te vertellen.)


 ------------------------------------------------------------------
*
Grieks:https://ia902305.us.archive.org/21/items/MehlerHomeros1937/mehler%20homeros%201937.pdf
Latijn:https://ia601401.us.archive.org/11/items/Mehler1916/Mehler-1916.pdf

vrijdag 13 oktober 2017

De nulvariant


Soms ga ik in Amsterdam babysitten. Dat is: een paar nachten blijven slapen, de kleindochter naar haar schooltje aan de Amstel brengen en haar daar ook weer ophalen. De tijd daartussen is het altijd kiezen: wat ga ik nu weer bezoeken? Het openbaar vervoer in Amsterdam is uitstekend. Ik stond dus al snel op het Spui en in de boekhandel waar ze het nog aandurven een ruimte aan de klassieke oudheid toe te wijzen. Een beetje een achterafje, dat wel, maar groot genoeg om er een half uur door te brengen. Om dan weer buiten te stappen in een nulvariant.

Dat laatste leerde ik uit het boek dat ik er kocht, met de toepasselijke naam 'Achteraf'. Dat, voor de duidelijkheid, vóóraan in de winkel lag. De verzamelde columns van Karel van het Reve. Waarmee een nulvariant het licht zag: er gebeurde niet wat in de lijn van de verwachtingen lag. Ik had, true to type, namelijk een boek over de klassieken mee moeten nemen, uit dat achterafje. (1)

Die tweewekelijkse stukjes van Reve in het Parool, van 1988 tot 1996, scherp, intelligent en fijn ironisch geschreven, heeft hij zelf nog gebundeld. Je kunt er een Homerus I en een Homerus II tussen vinden, naast titels als 'In broek gepist' en 'Isolatie', en nog 140 andere, maar ook daar komen Ilias en Odyssee geregeld bovendrijven. Voor Reve is literatuur iets tegenwoordigs. Als een associatie opduikt onderzoekt hij die, ook als de bron een kleine 3000 jaar oud is. Het is een verademing om Reve 'gewoon' over Homerus te horen praten, zonder de verontschuldiging dat hij het over een oude draak heeft. Dat kom je tegenwoordig niet meer tegen (maar ik lees misschien niet genoeg kranten).

Bij nader inzien was mijn keuze voor Karel van het Reve en zijn 'Achteraf' dan toch geen echte nulvariant :-)

Nu is er sindsdien iets gebeurd dat patafysisch gemakkelijk te vatten valt, maar verder ook niet. Een aantal elementen die zich aan mijn brein opdrongen als in een betekenisvolle samenhang, terwijl ik wist dat dit flauwekul was - het ging gewoon als volgt.



Ik volg een cursus Russisch in een schoolgebouw dat dateert van de 19e eeuw. Dit jaar kregen we een lokaal toegewezen dat er navenant uitziet (minus de computers en de nieuwe banken). Tot mijn blijde verrassing ontbrak er in de kastenwand één ruit (de deuren zijn met een hangslotje afgesloten), waar zich de Griekse en de Latijnse boeken bevinden. Leren ruggen, gemarmerde kaften, wetenschappelijke uitgaven met kritisch apparaat, vergeeld en versleten en onder het stof. Decennialang niet meer aangeraakt - tot ík er passeerde en een heerlijke vondst deed: het 'Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek' van J. Mehler. Nu kent iedere classicus en gymnasiast wel dé Mehler, maar dat is zijn 'Woordenboek op de gedichten van Homeros'. En zo kwam Karel van het Reve terug:

In mijn vrije tijd lees ik Homerus. Het gaat nog steeds heel moeizaam, hoewel ik als kind vijf jaar lang onderwijs heb gehad in het Grieks. Maar toen heb ik, zoals dat gaat, heel slecht opgelet. En het lijkt wel of ik dat slechte opletten nooit meer heb afgeleerd, want sommige woorden heb ik het afgelopen jaar misschien wel dertig keer opgezocht in het onvolprezen Homerus-woordenboek van Mehler, en ik ken ze nog steeds niet. (-) In het begin deed ik een dag over een bladzijde, nu doe ik er een uur over. (Achteraf, Homerus I, p.174)

En om de patafysische cirkel rond te maken: wat was Karel van het Reve van beroep? Juist. Hoogleraar Russische taal- en letterkunde. Dat kan toch geen toeval zijn ;-) ?

(Over Mehler ben ik sindsdien heel wat te weten gekomen, maar dat is voor een volgend stukje.)

----------------------------------------------------------------------------
(1) "Bij voorbeeld aan het eind van een doktersroman is het Kerstmis. Het sneeuwt en de kerkklokken luiden. Maar de verpleegster en de dokter krijgen elkaar niet." p.190

donderdag 6 april 2017

Ultra veritatem - falso ac vere



Wat ze in het Engels 'post-truth' noemen is door de Oxford Dictionary gekozen tot het woord van 2016. De Nederlandse vertaling, 'de waarheid voorbij', vind ik de meest adequate. Een klein regenwoud aan papier is sindsdien versleten aan ernstige 'duidingen' van het begrip. Ik houd u niet tegen om het allemaal te lezen, van mijn kant blijf ik liever bij het lichtere genre. Alvast bij het verzinnen van een Latijns etiket. Zie boven.

Boven ziet u dan natuurlijk ook dat ik er enkele woorden aan vastgeplakt heb (voor niet-latinisten: er staat 'Voorbij de waarheid - vals en echt'). Want het is natuurlijk zo dat een onwaarheid 'vals' kan zijn, of 'echt'. Niet? Laten we ons iemand voorstellen die een mededeling doet. Ik ontvang die mededeling en zeg bij mezelf: dat is niet waar. Ik ben daar tamelijk zeker van. Wat is de volgende gedachte die zich dan opdringt? De vraag of die persoon bewust gelogen heeft, of of hij denkt dat het waar is wat hij zegt. In het eerste geval is hij 'vals' bezig en vertelt een leugen, in het tweede geval is hij eigenlijk oprecht en is het woord 'onwaarheid' correcter. Wat nu eventueel kan volgen is een moreel oordeel over de spreker - het is een situatie die ieder van ons kent.

Maar neem nou Wikipedia.

Die hebben een mooie pagina over de dichter Ovidius. Alles wat er te weten valt staat erin, tot en met zijn verbanning naar Tomi aan de Zwarte Zee en zijn dood daar. En dan komen we bij puntje 4, 'His death'. Kijk zelf:



('Dat Ovidius in Tomi gestorven zou zijn is een fout gegeven, hij is namelijk eerst verbannen naar Wenen en dan naar Britannië, waar hij vermoedelijk gestorven is.')

U kunt van mij aannemen dat de eerste zin in kringen van classici op hoongelach onthaald wordt, als ze zich verwaardigen Wikipedia te lezen. Maar het staat er toch maar. Op een sociaal medium. En waar haalt die schrijver dat? Want rond het jaar 17 was Wenen slechts een Romeins fort aan de Donau, als wachtpost tegen de Germanen, en Britannia werd pas in 43 na Christus veroverd, dus een verbanning daarheen kan alleen een Belg verzinnen (u weet wel, de surrealist in ons).

Het is sinds kort een thread op Twitter. En de classicus die de post geplaatst heeft is tamelijk snel met een antwoord gekomen. Blijkt dat de wikipediaschrijver het gegeven (van Wenen en zo) in een eerbiedwaardige publicatie van een zekere Ziolkowski gevonden heeft, daarbij niet in de gaten hebbend dat die meneer Ziolkowski een fictieboek besprak, van een ander, over Ovidius. Laten we maar aannemen dat hij wat verstrooid, of vermoeid was of een dilettant op het gebied van de klassieke oudheid. Dat hij dus een onwaarheid vertelde zonder het te weten.  That's Wikipedia for you.

Van belang is hier dat er iemand, met kennis van zaken, opzoekingswerk doet, de fout ontdekt en de waarheid in al zijn volle glorie herstelt. (Al is 'waarheid' in de oudheidkunde wel een ietwat losser begrip dan in de exacte wetenschappen).

Daarom waren ze in Europa zo blij met de zeventien delen Commentarii van de geleerde monnik Giovanni Nanni in 1498. Tekstkritiek en bronnenonderzoek hadden dank zij zijn voorganger Angelo Poliziano het licht gezien en heel wat gecanoniseerde teksten waren gedegradeerd naar de status van secundaire bron. Ook de historische betrouwbaarheid van sommige bijbelteksten werd in twijfel getrokken. Nanni, een autoriteit, had de hand weten te leggen op materiaal van zeer antieke schrijvers dat tot dan toe onbekend was geweest en het was sensationeel, want er waren beschrijvingen bij van gebeurtenissen waarbij het Joodse volk betrokken was geweest. De Commentarii herstelden de in twijfel getrokken bijbelpassages weer naar de status van echtheid. Immers, Nanni's principe was: primaire bronnen zijn betrouwbaarder dan secundaire. (Mijn bron hier is Jona Lendering*;-)

"Als iets te mooi is om waar te zijn, is het meestal ook niet waar. Er kwam al snel kritiek op Nanni, die wel érg veel teksten had ontdekt, die alle de betrouwbaarheid van de Bijbel bevestigden." Zo zouden de 10 verloren stammen van Israël verhuisd zijn naar Spanje, Noach zou koning geweest zijn van Italië (hij heette toen wel Janus) en nog veel meer moois :-) Nanni bleek een sterk wikipediagehalte te hebben.  "De consensus was uiteindelijk dat de Italiaanse geleerde een vrome vervalser was geweest, die had geprobeerd de Bijbel als historische bron te redden door de waarheid te liegen." Die laatste formulering vind ik charmant. Er is een moreel conflict, maar Nanni bedoelde het wél goed. Toch, vergeleken met onze wikipediapersoon, zit hij een stadium verder: hij deed het met opzet. Hij was dus een gewone leugenaar.

Goed, we hebben nu de twee categorieën gehad en beide post-truthers hebben het label gekregen dat ze verdienden. Maar toch sluit ik de boeken niet, want er bestaat nog een ander, bijzonder slag ultraveri, die meestal snel ontmaskerd worden, maar hardnekkige recidivisten blijken te zijn. Hun seizoensgebonden optreden kan zelfs op begrip rekenen.

Neem bijvoorbeeld de Geneefse geleerde prof. Paul Schubert, papyroloog.
Ruim een week geleden kwam hij met de sensationele bekendmaking dat het tweede boek van Aristoteles' Poetica ontdekt was (ook bekend uit 'De naam van de roos' van Umberto Eco). "Scoop: une lacune béante dans notre connaissance de la pensée d’Aristote est enfin comblée grâce à un manuscrit retrouvé dans la bibliothèque d’un monastère grec." Het werd gevonden op Kreta in het klooster van de heilige Paulus Apatelios. Twee avontuurlijke geleerden deden de ontdekking: Kassandra Immerwahr en Rainer Lügner. Dezelfden die in 2008 al een ongelooflijke vondst gedaan hadden: een stuk van de legendarische 'windzak' die o.a. door de geograaf Strabo (64 v.C-24 n.C.) vermeld wordt. Maar ik ga niet het hele artikel overlopen, zie de link hierboven ;-)

U hebt ongetwijfeld door waar het ultra veritatem in dit relaas te vinden is, maar voor sommigen kan mijn verklarende noot** onderaan misschien toch nuttig zijn. Ik geef er een link waarmee u nog andere van dit soort hardnekkige seizoensbedriegers kunt aantreffen.

-----------------------------------------------------

* 'De klad in de klassieken' door Jona Lendering (Athenaeum). Een boeiend geschreven boek met een schat aan informatie. Nanni is te vinden op p.29.
** Volgens Paul Schubert verklaart Aristoteles in de tekst 'qu’il convient maintenant de procéder au nettoyage [katharsis !] des poissons'. Een nieuwe hint, na Apatelios (bedrieger), Kassandra Immerwahr (Kassandra, wier voorspellingen nooit geloofd zouden worden, heet Altijdwaar) en Rainer Lügner (zuivere leugenaar). Schubert bedoelt natuurlijk de poisson d'avril, de aprilgrap. En die windzak: in de Odyssee geeft de god Aeolus een zak aan Odysseus, gevuld met al de stormwinden, die hij beter niet openmaakt. Maar je weet hoe matrozen zijn...
Andere grapjassen - disclaimer: het speelt zich wel af onder classici, misschien niet uw ideale opvatting van aprilgrappen - vind je hier.


zaterdag 31 december 2016

Over magie en internet, of: wat mensen écht denken


"Nogal wat mensen die magie hadden bedreven, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze in het openbaar; men berekende de waarde ervan en kwam op vijftigduizend zilverstukken."

Dit gebeurde in Ephese in het 6e decennium van onze tijdrekening (Acta Apostolorum 19:19), onder de impuls van Paulus' christelijke bekeringsijver. De Acta zijn duidelijk: Petrus, Paulus en hun compagnons worden gesteund door de echte god, met echte wonderen, de anderen zijn bedriegers, beloven pseudo-wonderen, maar vallen door de mand (het bewijs levert Paulus door een magiër met blindheid te slaan).

Ze moesten opboksen tegen zware concurrentie. In de oudheid waren ontelbare magische boeken in omloop en de populariteit ervan onder het volk was enorm. “Het belang van het geloof in magische praktijken voor het dagelijks volksleven kan nauwelijks overschat worden. De geloofspraktijken van de meeste mensen bestonden uit de een of andere vorm van magie, en het duidelijke onderscheid dat we tegenwoordig maken tussen een aanvaarde vorm van religie en een verwerpelijke – waarbij we de eerste “religie” en “kerk” noemen en de laatste “magie” en “sekte” – bestond in de oudheid niet, behalve onder een kleine groep intellectuelen.* (H.D. Betz, Introduction to the Greek Magical Papyri)

Betz spreekt over de periode van de 2e eeuw vóór, tot de 5e eeuw van onze jaartelling. Ook voor de christenen, in de beginjaren goedgelovige eenvoudige mensen, behoorde magie ongetwijfeld bij het dagelijks leven, nu met christelijke toetsen. Maar, zoals blijkt uit de Acta Apostolorum zat men niet recht in de leer met dergelijke praktijken. Dus zat er niets anders op de bezweringen in het geniept uit te voeren, wat natuurlijk tegelijk de aantrekkingskracht ervan verhoogde. (Ik heb onlangs nog een bericht gewijd aan zo'n vermoedelijke magische bezwering.)

Maar de godsdienst van de vrede op aarde voor de mensen van goede wil veranderde van karakter naarmate hij meer voet aan de grond kreeg en ‘macht’ ermee verweven raakte. Toen in de vierde eeuw Romeinse keizers aanhangers werden van de nieuwe religie uit het Midden-Oosten gebeurde de omslag: de traditionele waarden van de oude 'heidense' godsdiensten geraakten in verdrukking. De topambtenaar Symmachus, die de belangen van de niet-christelijke senaatsaristocratie bepleitte bij opeenvolgende keizers (de bevolking van het Romeinse Rijk telde toen volgens schattingen 50% christenen), vond geen gehoor meer: bisschop Ambrosius van Milaan bedreigde keizer Valentinianus met excommunicatie als hij zou toegeven en kreeg keizer Theodosius zover dat hij alle niet-monotheïstische godsdiensten verbood.

Dat was, in de late 4e eeuw, de start van een heidenvervolging op grote schaal door de christenen: de verwoesting van de oude cultuur zoals we de Taliban in Afganistan en Isis in Irak en Syrië hebben zien doen. Beelden in stukken gehakt, tempels in brand gestoken, boeken verbrand en vervolging van de 'ongelovigen' in vele gekerstende gemeenschappen, een vervolging waar in mijn schoolboeken althans niets over te vinden was.

En hiermee zijn we terug bij de magische geschriften. Betz schrijft: "Ten gevolge van deze onderdrukking gingen de magiërs en hun literatuur ondergronds. De papyri zelf getuigen daarvan, omdat ze voortdurend aanmanen om de boeken geheim te houden. - Wij, in de twintigste eeuw, zijn bekend met de eigentijdse benamingen 'underground' literatuur en boekencensuur. We weten ook dat dergelijke literatuur enorm belangrijk is voor het begrijpen van wat mensen echt denken en echt doen op een gegeven moment, in een gegeven geografische en culturele context."**

De magiërs gingen dus ondergronds. Want het volk wilde hen wel, desnoods door in de pikzwarte nacht met zwarte capuchon op in een achterafsteegje driemaal op de deur te kloppen en het wachtwoord uit te spreken. Een stationsromannetjesscenario en tegelijk zo rëeel als je het je kunt voorstellen. Hoe meer regels door de overheid worden voorgeschreven, des te meer manieren het ‘volk’ vindt om zijn zin te doen.

De laatste opmerking van Betz (wat mensen écht denken) knoopt naar mijn gevoel naadloos aan bij wat wij op dit moment beleven. Wat de mensen écht denken vind je in de ‘magische boeken’ van de sociale media op het internet. Je hoeft het er niet mee eens te zijn, en het baarlijke nonsens vinden, maar het ís er en en tiert welig in een niet te bevatten omvang. De moderne Theodosiussen houden er niet van, vinden het gevaarlijk en denken over beknotting van het internetgebruik. De politiek correcte godsdienst van de MSM probeert morele druk uit te oefenen en roept om excommunicatie van die onderbuiken - of is het eerder een fatwa? We leven in spannende tijden.

-------------------------------------------
* Magical beliefs and practices can hardly be overestimated in their importance for the daily life of the people. The religious beliefs and practices of most people were identical with some form of magic, and the neat distinctions we make today between approved and disapproved forms of religion - calling the former "religion" and "church" and the latter "magic" and "cult" - did not exist in antiquity except among a few intellectuals.

** As a result of these acts of suppression, the magicians and their literature went underground. The papyri themselves testify to this by the constantly recurring admonition to keep the books secret. - To us in the twentieth century, terms such as "underground literature" and "suppressed literature" are well known as descriptions of contemporary phenomena. We also know that such literature is extremely important for the understanding of what people are really thinking and doing in a particular time, geographical area, or cultural context.

vrijdag 4 november 2016

Dissociatie en praeteritio in het Witte Huis.


Deze week zagen we in het tv-nieuws Josh Earnest, de perswoordvoerder van het Witte Huis, aan het werk. Het ging over de 'oktobersurprise' van FBI-chef Comey voor presidentskandidate Hillary Clinton, 10 dagen vóór de verkiezingsdag: de heropening van het onderzoek naar haar e-mails via een private server. En de verzamelde pers wilde nu weten wat president Obama te zeggen had over deze bom onder de Democratische kiescampagne, gelegd door een Republikein.

Het Journaal presenteerde alleen de meest saillante passages van wat een veel langere persbijeenkomst was geweest. Maar ik was echt verrast. Niet om wát er gezegd werd (en wat in de meeste persberichten letterlijk overgenomen werd, hier bijv.). Maar hoé het gezegd werd. Deze Josh Earnest stond daar rustig, bijna nonchalant, met een paar retorische wendingen duidelijk te maken aan de verzamelde journalisten, dat wát hij zei maar de helft van het verhaal was. Als ze doorhadden hoé hij zijn mededeling formuleerde zouden ze een dubbele bodem kunnen zien. Maar zo'n oefening vergt vermoedelijk meer tijd dan een doorsneejournalist tot zijn beschikking heeft.

Een kleine excursus is op zijn plaats als we het over het hoe van een mededeling hebben. Van Aristoteles namelijk stammen de begrippen die het hoe vertegenwoordigen waarmee een redenaar zijn publiek tegemoet kan treden om hen te overtuigen: ethos, pathos, logos. Omdat wij mensen begiftigd zijn met verstand, zodat wij de logica of onlogica van uitspraken - de inhoud ervan - kunnen inzien, vond Aristoteles de logos (de Rede, de ratio) het enige geldige criterium voor een geslaagde redevoering. Maar tot zijn spijt klopte dat duidelijk niet met wat hij rond zich zag gebeuren: mensen lieten zich overtuigen door niet-inhoudelijke, irrationele elementen, via hun emoties (pathos) of door hun beoordeling van de persoon (ethos) van de spreker.

De kunst van de welsprekendheid, de Retorica, heeft sindsdien veel van haar pluimen verloren, al heel wat decennia, in Europa. Maar als je 'de grote plas' oversteekt naar dat andere stuk westerse beschaving (al hoor ik sommigen nu sceptisch lachen), dan lijkt het of je in een parallax gestapt bent, waar de kunst van het overtuigen wél de volle aandacht en waardering krijgt en met kennis van zaken beoefend wordt. Zoek op het net 'de grootste redenaars' op en je vindt er minstens 3 Amerikaanse presidenten onder. Om alleen die categorie te noemen.

Misschien dat de enorme hoeveelheid predikanten in de voornamelijk protestantse USA er de aandacht voor het woord, en hoe het te wenden, heeft doen behouden...
De woordvoerder van het Witte Huis mag dan wel geen predikant zijn, hij bewijst dat hij zijn salaris ten volle waard is, Gorgias' befaamde uitspraak indachtig: "Het woord is een machtig heerser".

De boodschap die hij moest brengen was: president Obama is neutraal en onpartijdig ten opzichte van FBI-baas Comey, die tot de politieke tegenpartij behoort. Daarvoor dient de openingszin in een reeks mededelingen die over dat onderwerp gaan:

1. I’ll neither defend nor criticize what Director Comey has decided to communicate to the public about this investigation (verdediging noch kritiek zal ik uiten over wat directeur Comey beslist heeft publiek bekend te maken over dit onderzoek.) De woordvoerder spreekt in de ik-vorm, maar verwoordt uiteraard Obama's mening. De belangrijkste woorden staan voorop en worden gepresenteerd als tegenstellingen. Criticize krijgt de betekenis van 'afkeuren'. De spreker presenteert Obama's houding als neutraal. Nu valt af te wachten welk beeld de toehoorder zich van hem vormt, hopelijk gunstig, want dat is de bedoeling. Geen pathos of logos, dit is pure ethos.

Maar zo gemakkelijk komt hij er niet van af. De mededeling ontlokt aan een journalist de vraag of dat niet betekent dat Obama zijn handen van Comey aftrekt, waar hij hem bij vroegere gelegenheden verdedigd heeft. Staat hij m.a.w. dus toch eerder negatief tegenover Comey? (Ethospeil: ongunstig).

2. Director Comey is a man of integrity, he's a man of principle, and he's a man of good character. (Directeur Comey is een integer persoon, heeft principes en heeft een goed karakter.) Dit en een nog uitgebreidere lofzang is het antwoord op het argument van de journalist. Het is een schoolvoorbeeld van dissociatie*. De man wordt van zijn daad 'afgesplitst'. Iemand prijzen bezorgt de spreker een ethisch pluspunt. Het probleem met dissociatie is natuurlijk dat dat andere element niet meer weggemoffeld kan worden: de daad.

En daarom neemt Earnest zijn toevlucht tot een stijlfiguur die zijn effectiviteit in de geschiedenis van de retoriek ten volle bewezen heeft en nog steeds bewijst. Maar eerst het citaat.

3. The president doesn't believe
- that Director Comey is intentionally trying to influence the outcome of an election
- that he's secretly strategizing to benefit one candidate or one political party
(de president gelooft niet a. dat directeur Comey met opzet probeert invloed uit te oefenen op de uitslag van een verkiezing, b. dat hij stiekem intrigeert ten voordele van één kandidaat of één politieke partij).
Ziezo, dit zijn twee, nee drie vliegen in één klap. De president is ethisch goed bezig, want hij denkt geen slecht van Comey. En we hebben hier een ietwat geniepige retorische wending waar de naam praeteritio op geplakt kan worden.** Obama gelooft niet dat Comey schuldig is aan wat vervolgens in het lang en het breed beschreven wordt. Dat wat ontkend wordt wordt opgeroepen in de geest van de toehoorder en blijft er als een hardnekkig spookbeeld hangen. De zinnen zijn zo zorgvuldig geformuleerd, dat toeval uitgesloten lijkt: dit is gepland. Hier vertelt Obama wat hij werkelijk vindt van Comey's beslissing.

Ook het gebruik van intentionally is goed overdacht. Obama vindt niet dat Comey het met opzet gedaan heeft, maar de beïnvloeding is wél een feit***. En hiermee is er ook een wending gekomen in de persmededeling. Het 'ethisch neutrale' wordt nog volgehouden, maar door de woord- en zinskeuze krijgen de negatieve connotaties de overhand.

4. He's in a tough spot (hij zit in een lastig parket).
De spreker lijkt met Comey 'mee te voelen'. Maar het a tough spot suggereert iets dat niet goed zit. En dan volgt een 'objectieve' beschrijving van die spot.

5.  And he's the one who will be in a position to defend his actions in the face of significant criticism from a variety of legal experts including officials who served in senior justice positions for presidents led by both parties. (En hij is de enige die geplaatst is om zijn daden te verdedigen tegenover aanzienlijke kritiek van de kant van verschillende juridische experts, onder wie ambtenaren die hoge justitiefuncties hebben uitgeoefend voor presidenten van beide politieke partijen).
De vertaling van dit stukje tekst is moeilijker. Ik heb de woorden die op verschillende manieren vertaald kunnen worden vetgedrukt. Ik vraag me af of de ambiguïteit met opzet gekozen is, of dat mijn kennis van het Engels hier te wensen overlaat. Duidelijk is in ieder geval dat deze tekst in feite een bedreiging formuleert aan het adres van Comey: je staat er alleen voor (geen ethische sympathie meer), je zult je moeten verdedigen (negatieve sfeer), want de kritiek op je actie is groot (kan significant hier ook bedoeld zijn als 'gegrond'?) en je zult justitie op je afkrijgen, American style.

Ik denk dat het interessant zou zijn meer van deze persconferenties uit te benen, wie weet wat we nog vinden:) Maar misschien is dat al gebeurd, zo politiek belezen ben ik nu ook weer niet.

--------------------------------
* Een overbekend voorbeeld van dissociatie vinden we bij Shakespeare: "I've come to bury Caesar, not to praise him".
** Eenvoudig voorbeeld van praeteritio: een spreker die een lofrede op Martin Luther King begint met "Ik zal het niet hebben over de vele keren dat King vreemdgegaan is".
*** In de aristotelische dialectiek wordt deze constructie als 'unfair' beschouwd, omdat er geen goede uitkomst kan verkregen worden: de vraag "Sla jij nog altijd je hond?" geeft een catch-22. Zowel met het antwoord 'ja' als het antwoord 'nee' kun je niet ontkennen dat je je hond slaat :) (= de 'drogreden van meerdere vragen')

zondag 23 oktober 2016

Een palindroom


Een paar dagen geleden ben ik een oude bekende tegengekomen op een - voor mij althans - onwaarschijnlijke plaats: The Daily Beast. Met de term 'oude bekende' overdrijf ik wel wat, het is eerder iets (nee, niet iemand) wat ik vergeten was. Een palindroom*. Hier is hij.

Het leuke eraan is dat je hem alle kanten uit kunt lezen, bijna - want niet diagonaal :). Het vervelende - voor sommigen - eraan is dat het Latijn is. Daarom even een vertaling van de regels, van boven naar beneden: de Zaaier - Arepo - Houdt - met Inspanning - Wielen. Een nietszeggend zinnetje. Totaal oninteressant. Arepo, wat is dat nou voor een naam? Zeker gekozen om de palindroom te doen kloppen?

Hij is teruggevonden op een zuil, en een huismuur, in Pompeii. (Op de foto hiernaast merk je dat er een andere volgorde gebruikt is dan hierboven.) En dus is dat nu wél interessant. Toch te meten aan de hoeveelheid papier die er over volgeschreven is. Met een hevige discussie over de oorsprong van het ding: is het christelijk of joods? Huh? Dit lijkt op het eerste gezicht kort door de bocht over zo'n onbenullig zinnetje. Maar dan ben je duidelijk een oppervlakkige lezer.

Want.

Men heeft er allerlei diepzinnige betekenissen in gezien, uit de christelijke traditie, die Wikipedia netjes bij elkaar gezet heeft. Uit de esoterie, de mystiek, de alchemie. Er is zelfs een passende verklaring voor 'Arepo' gevonden ('op de Akker').
Het leuke is weer, dat je met de letters een soort kruis kunt vormen met de aanhef van het Onze Vader terwijl je dan twee keer een 'a' en een 'o' over hebt - de Alpha en de Omega. Lees de wiki en word niet duizelig.

Maar nu ben ik wat te snel aan het gaan. Terug naar Pompeii en de daar gevonden inscriptie. Die moet gekrast zijn vóór die beruchte uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.C. Ik dacht even: kan toch ook daarna gebeurd zijn? Tijdens het plunderen bijvoorbeeld? Nee dus, de inscriptie is pas aan het licht gekomen bij opgravingen in 1929. Dé grote vraag is: woonden er al christenen in Pompeii? Christus was nog maar ca. 50 jaar dood, en de beweging met Paulus aan het hoofd stond nog in de kinderschoenen. (Paulus verbleef in Rome vanaf het jaar 60 tot aan zijn dood in ca. 67.)

De kwestie is van alle kanten bekeken en het zou uitgesloten zijn dat er al christenen in Pompeii waren. Allerlei argumenten worden aangehaald om te bewijzen dat het Satorvierkant geen christelijke, maar een joodse oorsprong heeft. Het kruis is pas in latere eeuwen een christelijk symbool geworden. En de joden hebben ook een onze-vader-traditie. En de eerste christenen waren ook joden. Enz. Allemaal aangehaald in The Daily Beast. Maar eigenlijk interesseert die oorsprong mij maar matig; het is de tocht van die palindroom door de christelijke wereld die me boeit.

De oudste gevonden satorpalindroom tot nu toe is die van Pompeii. Er waren al eerdere vondsten gedaan die stamden uit een latere Romeinse periode - aan de Eufraat, in Engeland en een in Hongarije, in 1954. Een behoorlijke spreiding. Wat de oorspronkelijke duistere, kryptische betekenis van de palindroom ooit geweest mag zijn, blijkbaar was de aantrekkingskracht ervan zo groot dat het vierkant is blijven opduiken in de christelijke wereld tot in de 19e eeuw. Met een veelvoud aan 'duidingen' al naargelang het paste in het kraam van de duider.

Het vierkant werd als een gunstige invloed gezien voor vrouwen in barensnood (13e eeuw), als bescherming tegen brand bij aanraking van een steen met de afbeelding erop (15e eeuw), als uiterst effectief voor het genezen van krankzinnigheid en koorts (16e eeuw): een inwoner van Lyon bleek genezen van zijn krankzinnigheid na het eten van drie korsten brood met daarop het magisch vierkant.
Ook in Afrika duikt het op, zij het al behoorlijk vervormd: in de 17e eeuw ontdekte een zekere Kirchner dat Ethiopische Kopten hun Heiland aanriepen door de vijf nagels van het Kruis op te sommen, met name SADOR, ALADOR, DANET, ADERA, RODAS. En in Cappadocië, in het huidige Turkije, bleken de herders bij de stal van de geboorte van Christus de namen SATOR, AREPON, en TENETON te dragen :) (10e eeuw). De profylactische magie van het vierkant was over heel Europa een vaste waarde geworden en zelfs in de 19e eeuw werd het in Zuid-Amerika nog gebruikt tegen honden- en slangenbeten. (Dit artikel biedt een heel grondige bespreking, véél meer dan ik hier heb gereproduceerd. Alleen voor die-hards :)

Na al die christelijke symboliek bleef ik een beetje beurs achter, maar werd gered door een alternatieveling met een totaal andere lezing van de palindroom. Daarvoor moeten we weer terug naar Pompeii, naar het huis waar die inscriptie gevonden is. Overal vind je vermeld dat dat het huis was van de bakker Publius Paquius Proculus. Fout! volgens mijn zegsman (een commentator bij dit artikel). Dat was helemaal geen bakker. Het was een handelaar in reistassen. En het satorvierkant moet je helemaal anders lezen. De winkelier was een grapjas, die zijn klanten prettig bezig wilde houden met een spelletje. Al heel snel zouden die ontdekken dat je moet beginnen lezen bij de vierde letter, want dan krijg je het volgende: ORARE POTE NETO PERA ROTAS SAT. En dat betekent natuurlijk: "Je kunt voldoende wielen bestellen bij een geweven tas".

(Ik heb toch eventjes het Latijn gecheckt, klopt wel, als je het 'slordige' NETO (uitgang moet -a zijn) goedkeurt, je kan tenslotte niet verwachten dat een tassenverkoper perfect kan spellen, waarschijnlijk was hij een inwijkeling:)

Wat een ontdekking! Het idee om je reisbagage op wieltjes achter je aan te trekken was waarschijnlijk al bedacht in de 1e eeuw in Pompeii :D :D

--------------------------------------------------------------
* Van Dale: