woensdag 26 mei 2010

Leraren Grieks en Latijn moeten op handen worden gedragen


Oscar van den Boogaard schreef op 7 mei een column in De Standaard over de Ilias, de kunst van het vertalen en de waarde van de lessen Latijn en Grieks in het middelbaar onderwijs. Hij besloot met de woorden die als titel hierboven staan. Ik ben het vaak niet eens met OvdB's opinies, en zelfs niet met enkele uitspraken in deze column, maar voor die vriendelijke slotwoorden zeg ik hem allerhartelijkst dank.

Hij raakte ook een punt aan waarmee een classicus heel zijn beroepsleven te maken krijgt: de leerlingenbevolking van zijn lessen en, daaraan gekoppeld, de hervormingsdrift van steeds maar andere potentaten die van dat Latijn en dat Grieks af willen. Het aantal leerlingen dat in het secundair Grieks of Latijn volgt, loopt terug, meldt Van den Boogaard. Vergeleken met drie jaar geleden zou het een daling zijn met zes procent. Daar gaan we weer...

Al veel te lang geleden volgde ik het gymnasium - in Nederland dus - in de alpha-richting, wat betekende dat ik in de laatste twee jaren negen uur Grieks en negen uur Latijn kreeg. Een horrorscenario voor leerlingen van nu. (En ook toen was niet iedereen daar gelukkig mee.) Ik kon mij er wel behoorlijk in vinden, maar, zoals ik een paar berichten geleden ook al zei: een beetje geschift zijn helpt. Die tijd is waarschijnlijk voorgoed voorbij, maar kijk, wat lees ik in een Trouw van drie jaar geleden (na Van den Boogaards column ben ik wat gaan rondsurfen): 'Gymnasium steeds populairder'. - Vanaf hier gaat het over de klassieken in Nederland, u bent gewaarschuwd ;-)
Blijkbaar deden zich in Nederland drie jaar geleden toestanden voor die wij in Vlaanderen nu ook courant meemaken: voor een plaatsje op een gewenst gymnasium was het dringen. Uitspraken van directeurs: "In het verleden vroegen ouders vaak wat het nut was van het leren van Latijn en Grieks. Nu horen we die vraag nooit meer" en "Een goede beoordeling (van de school in de pers M.H.) werkt als een rode lap op een stier.” (Een 'maatschappijkritiek' uit 2009 op het aanzuigeffect van de gymnasia vind je hier.)

Eerder een oneigenlijke motivering, en hoe staat het er nu voor? In een artikel in NRC Handelsblad van december vorig jaar figureren weer zulke gymnasia als in het artikel van Trouw, nu als verdedigers van het aloude klassieke-talenonderwijs tégen plannen om Latijn en Grieks in één vak te bundelen: GLTC. Omdat een eigen vertaling van klassieke teksten een ,,zware wissel op het puberbrein” zou trekken wilde men hierin die teksten aanbieden met een vertaling ernaast. In De Volkskrant van 12 januari kan men weinig goeds vinden in dit 'gymnasium-light'.

Het is de afgelopen eeuwen duidelijk bewezen dat een puberbrein aardig wat meer aankan dan een paar vertalingen uit het Latijn of het Grieks. Wat wél veranderd is is de wil en de zelfdiscipline om dat brein te laten werken, zowel bij leraren als bij leerlingen. Wie nog die ouderwetse mentaliteit bezit moet bovendien opboksen tegen de hedendaagse pamperpedagogie die het de puber 'gemakkelijker' wil maken, in plaats van hem voor ernstige uitdagingen te plaatsen. Spijtig genoeg zijn juist deze 'specialisten' te vinden in de kring van voornoemde onderwijspotentaten.

Het gevaar van de GLTC is (misschien tijdelijk) bezworen, zie dit artikel. De VCN, de Vereniging Classici Nederland, heeft de discussies op de voet gevolgd. (Cfr. hun Bulletin nrs. 134 en 135.) Als u de links hierboven bekeken hebt, zult u ook wel opgemerkt hebben dat er veel aandacht besteed wordt en blijkbaar veel belang gehecht wordt aan het onderwerp 'klassieke oudheid' en de aanwezigheid ervan in het onderwijs. Niet onverdeeld positief, maar we zijn het niet anders gewoon. Je vindt er telkens verschillende doorverwijzingen naar andere berichten hierover. Ik kan ze aanraden, ze geven een goede staalkaart van de opinies.

Nog niet lang geleden verscheen een opinie van Frits Bolkestein, nog steeds een invloedrijk man, in De Volkskrant, die goed illustreert hoe de taalkundige vorming van het Latijn en het Grieks onderschat wordt. Al die inspanningen om de taal te leren, die je na een aantal jaren vergeten bent, is volgens hem verloren tijd waarin je in vertaling kennis had kunnen nemen van een groot deel van de klassieke literatuur. Van belang voor hem is het statische pakket van de gelezen literatuur. Terwijl het aanleren van Latijn en Grieks een opvoedkundig proces is, door hem volledig miskend omdat het niet meer aanwijsbaar is in de volwassene die de leerling geworden is.

Beide zijn van belang, maar het laatste geeft een attitude mee, voor het leven, van zelfdiscipline en methode tot het verwerven van een taal en, meer uitgebreid, kennis. Het lezen van literatuur in vertaling is waardevol voor het verwerven van een brede blik op de ideeën van anderen, maar inderdaad, meneer Bolkestein, daar hoef je geen Latijn of Grieks voor in te richten. Daarom moet de core business van het oude-talenonderwijs steeds opnieuw en nadrukkelijk beklemtoond worden: de taalkundige training, die buiten het reguliere onderwijs nauwelijks te realiseren valt. Vertaalde literatuur kun je altijd gemakkelijk nog lezen, maar je weg leren zoeken langs de hinderpalen van een moeilijke brontaal om zelf de betekenis van een tekst te ontcijferen en zo je hermeneutische vaardigheden te ontwikkelen: dat vraagt een intensieve en waardevolle inspanning.

Tijdens mijn lessen Latijn en Grieks leerde ik dat de inhoud van taal zich niet zomaar gewonnen geeft. Lezen is altijd een vorm van vertalen. Vertalen wordt een manier van denken, gelaagd denken, bescheiden denken, eerbiedig denken ook. Mooi gezegd door Oscar van den Boogaard.

zaterdag 15 mei 2010

Commentariolum petitionis
of Hoe win ik de verkiezingen?


Wie vorige zaterdag naar het Oudmaarnietout-evenement in Leuven kwam wist dat het er niet over de vitaliteit van senioren zou gaan. Ook al leken veel elementen in die richting te wijzen: grijs was de hoofdkleur van het universiteitsgebouw, van de kale aula, van de verlichting, van de haren van de aanwezigen. Als je op tijd was gekomen bekroop de twijfel je of ze wel meer dan dertig man bijeen zouden krijgen. Je kon er het spreekwoordelijke kanon afschieten.

Een half uur later was het halfrond gevuld met ca. 250 colloquiumgasten en was een lezingenreeks begonnen van een kwaliteit die ik de laatste jaren niet veel meer heb meegemaakt. De sprekers bekeken hun onderwerp uit de klassieke oudheid met hedendaagse ogen en gaven vice versa antieke beschouwingen bij hedendaagse issues.

Er was een pleidooi voor het behoud van een Grieks-Latijnse waar nog tijd besteed zou blijven worden aan diepgaande moeilijke teksten, als een 'weldadig elders' in ons hedendaagse onderwijs. Het ging over de positieve waarde van retoriek, een onderwerp/vaardigheid die niet meer uit onze scholen geweerd zou mogen worden. Over Europese cultuur en tolerantie. Over vrijheid van meningsuiting en de aanzet daartoe in de Atheense democratie (met een knipoog naar de actualiteit: 'We blijven schatplichtig aan Griekenland'). Deze enkele omschrijvingen doen natuurlijk geen recht aan de degelijke en rijke argumentatie waarmee alles gebracht werd, maar het is niet mijn bedoeling om hier een samenvatting te geven. Hopelijk zetten organisatoren UGent en ULeuven de lezingen snel op hun website.

De hoofdvogel, voor mij, maar naar het applaus te horen ook voor de anderen, werd afgeschoten door Bart De Wever. In een onverdacht verleden had hij toegezegd te komen spreken, maar deze zaterdag wist iedereen dat ze een politicus in volle verkiezingsstrijd voor zich hadden. Iemand die in het niet-politieke leven een historicus is met een bewondering voor Caesar. Hoe conservatief kun je zijn ;-) Zou hij het afraffelen en snel verdwijnen? Dat laatste inderdaad, maar het eerste was een heerlijk commentaar bij het eigen politieke bedrijf, meer bepaald de kiesstrijd. Met een captatio benevolentiae en met gebruikmaking van dezelfde retorische trucs die hij op datzelfde moment aan het becommentariëren was illustreerde hij al doende hoe een politicus zijn gehoor hoort te bewerken.

En dit aan de hand van het Commentariolum petitionis van Quintus Tullius Cicero, jongere broer vàn, die dit tekstje voor broer Marcus uitgeschreven zou hebben als handboek voor zijn verkiezingsstrijd voor het consulaat. (Engelse vertaling hier) Zou, want die toeschrijving wordt betwist. Ik heb spijt dat ik nu pas het bestaan van deze tekst te weten kwam - of dat ik hem al die tijd vergeten was :-( -, want het zou heerlijke lectuur in de les Latijn geweest zijn; Quintus' adviezen zijn herkenbaar 'politiek' en actueel, wat niet altijd gelijk staat met 'ethisch hoogstaand'. Enkele door De Wever aangehaalde voorbeelden:

Pleeg karaktermoord op je tegenstanders, maak hen bijv. 'guilty by association': in hoofdstuk 2 en 3 wordt de beerput van Marcus Antonius en Catilina opengedaan. Quintus' advies in hoofdstuk 13: Zorg, indien mogelijk, dat er een nieuw schandaal over je tegenstanders aan het licht komt, iets met misdaad, zedeloosheid of corruptie, al naargelang het past bij hun karakter.

Maak gebruik van het 'bandwagon effect': hoofdstuk 9, waar Cicero de raad krijgt altijd veel aanhangers rond zich te hebben, vooral op het forum, zodat zijn zichtbare populariteit een 'aanzuigeffect' zou veroorzaken. (En niet lang na De Wevers speech kon hij van datzelfde effect profiteren, toen aanhanger Siegfried Bracke een vloed aan nieuwe partijleden aanbracht.)

Spreek de mensen persoonlijk en met hun naam aan en ga persoonlijk overal op uitnodigingen in: hoofdstuk 11 en 12 beschrijven het campagnevoeren tot in de details. (In de 'nomenclator', de slaaf die zijn meester moest helpen met het onthouden van de namen, ziet De Wever de huidige campagnemedewerkers.)

Als je om iets gevraagd wordt, beloof dit dan altijd en als je toch nee moet zeggen, doe het dan zo voorkomend mogelijk: hoofdstuk 11 over de 'verkiezingsbeloften'. (De Wever heeft na zijn speech beloofd, daarom gevraagd door de organisator, dat hij de tekst ter beschikking zou stellen. ;-)