zaterdag 12 december 2015

De Super Recognizer


Een titel boven een artikel verzinnen waarin met zo weinig mogelijk woorden zoveel mogelijk informatie wordt gegeven is een kunst. De New-York Times pakte op 10 oktober uit met een pracht van een kop: London Police ‘Super Recognizer’ Walks Beat With a Facebook of the Mind. Kent u het rijtje Latijnse woorden dat in het Nederlands 'de zeven w's' wordt genoemd? Ze werden door mijn leraar Nederlands opgesomd als hulp bij het maken van opstellen, als je echt niks bij de opgegeven titel kon verzinnen. 'Wie, wat, waar, met welke middelen, waarom, op welke wijze, wanneer' (Quis, quid, ubi, quibus auxiliis, cur, quomodo, quando). Ik vind er minstens vier in de krantenkop hierboven.

Het artikel zelf is al even professioneel geschreven, over een politieman die gezichten onthoudt en zelfs herkent als hij ze jaren geleden gezien heeft of er slechts een gedeelte van zichtbaar is. Het blijkt de bijzondere gave te zijn van een super recognizer. Een die ik niet bezit. Ik zit eerder in de categorie van 'ik-heb-dat-gezicht-ergens-gezien-maar-waar?' Dat besef drong voor het eerst tot mij door toen ik student was en vriendelijk op straat begroet werd door een mij vaag bekend voorkomende man. Dat bleek een paar uur later de slager te zijn waar ik iedere dag mijn broodbeleg kwam kopen, maar daar had hij wel een witte schort aan ;-)

Mijn categorie gezichtsherkenners is volgens sommige psychologen van het 'economische' type: het gezicht van mensen die je eigenlijk niet interesseren stop je niet in je langetermijngeheugen. Die inspanning doe je alleen als je het nuttig acht voor jezelf. Waarom krijg ik nu ineens het gevoel dat dit zeker niet in een cv past? Terwijl ongetwijfeld tachtig procent medemensen tot mijn soort behoren ;-)?

Er is een categorie mensen voor wie het van cruciaal belang is dat zij gezichten herkennen en dat ook duidelijk te kennen kunnen geven aan de eigenaar van dat gezicht. Enig idee?
Juist.

James Aloysius Farley had de gave waarschijnlijk niet, maar deed wel de inspanning om alle gezichten, waarvan hij het onthouden nuttig achtte, in zijn langetermijngeheugen op te slaan. Het bezittelijk voornaamwoord 'zijn' moet je hier ruim opvatten. Het betreft namelijk de farley file. Een databank, sinds Farley zo genoemd, waarin politici gegevens opslaan over mensen die ze al eens eerder ontmoet hebben. Farley was VS-president F.D.Roosevelt's campagneleider. Iedere ontmoeting van wie dan ook met Roosevelt werd door hem opgetekend, met bijkomende documentatie, zodat Roosevelt bij een volgende ontmoeting wist wie hij voor zich had, en sympathieke vragen kon stellen over bijv. diens hobbies of hond :-) De enorme populariteit van Roosevelt zou o.a. hieraan te danken geweest zijn. Het vereiste natuurlijk een perfecte samenwerking tussen president en campagneleider. Ik weet niet of dit iets zegt over het politieke bedrijf, maar bij de oude Romeinen werd deze klus door een slaaf geklaard, de nomenclator.

Als je de populatie van Romeinse nomenclators uit de tijd van bijv. Cicero samen neemt zullen er denk ik wel een aantal de gave bezeten hebben (zo'n 2% berekenen ze in Harvard). Maar het merendeel zal een 'farley' geweest zijn, uiterst gemotiveerd om zijn meester terwille te zijn en actief bezig met het uitbouwen van zijn langetermijngeheugen, hier uiteraard het echte geheugen bedoeld. Want leuke dingen zoals boekdrukkunst, foto's, printers, facebook belemmerden nog niet de efficiënte werking ervan ;-) (Plato vond opschrijven al een afbreuk aan de functionaliteit van het menselijk geheugen. Wat hem niet belette er ook zelf zijn handen aan vuil te maken.)

In de Romeinse Republiek, waar politieke kandidaten nog actief campagne moesten voeren voor het behalen van een ambt, was de nomenclator van cruciaal belang. Hij week niet van de zijde van zijn heer en fluisterde voortdurend de coördinaten van een naderende persoon in diens oor. Op een wervingsronde door de stad, op het forum, bij openbare gelegenheden. Ook al kende meneer de candidatus maar 10% van wie hij ontmoette, hij kon dank zij de slaaf efficiënt zijn rooseveltjes doen. En wie persoonlijk werd aangesproken door een belangrijk politicus was zeker geneigd zijn stem op hem uit te brengen. Men wist natuurlijk waar die slaaf naast die politicus mee bezig was, maar dat werd blijkbaar geaccepteerd. Tijdens de verkiezingsperiode liep iedereen immers rond met een nomenclator, dat hoorde erbij.*

Een paar termen dringen zich in onze politiek correcte maatschappij onmiddellijk op. Volksverlakkerij! Kiezersbedrog! Kiesvee! Manipulatie! Gebrek aan respect voor je kiezers! (Maar evengoed de geniepige subversieve gedachte: als je daarin trapt, oen, heb je het zelf gezocht met die politicus! Ofte: mundus vult decipi, decipiatur ergo.)

Het zal u misschien verbazen dat in het Rome van de eerste eeuw v.C. er ook zoiets als politieke correctheid bestond. Die van de Oude Romeinse Waarden van Onze Voorvaderen. Of de Stoïcijnse Beginselen. Maar als u denkt dat die met elkaar samenvallen heb ik een stukje uit Cicero's Pro Murena voor u (vertaling) waarin hij die kwestie meesterlijk uitspeelt tegenover zijn opponent, Cato Minor, op dat moment rechter in de rechtszaak tegen Cicero's cliënt.

Dus eerst even dit boegbeeld van politieke correctheid voorstellen. (Een hedendaagse formulering, die misschien afbreuk doet aan de algemeen erkende integriteit van Cato Minor [95-46 v.C.], die heel zijn leven een stoïcijnse soberheid en rechtvaardigheid nastreefde.) Plutarchus zet hem in de 8e paragraaf van zijn Cato Minor dik in de verf. Het gebruik van nomenclatores was op een gegeven moment bij wet verboden, maar niemand trok zich daar iets van aan, behalve Cato. Die deed zijn campagne (voor krijgstribuun) alleen, zonder hulp. De anderen vonden hem maar een vreemde snuiter.

Wat kun je inbrengen tegen iemand die zo integer de wet nakomt? Cicero trekt al zijn registers open: 'Beste Cato, jij blijkt nu zelf toch ook een nomenclator te gebruiken. Je gebruikt dus truukjes en bedrog. Misschien vinden je medeburgers het een eer dat jij hen bij naam aanspreekt, maar is het niet beschamend dat je slaaf hen beter kent dan jijzelf? (-) En dat je doet alsof je hen kent, terwijl je na de verkiezing die moeite nauwelijks nog neemt? Kijk, onze staat kent heel wat gebruiken, en het is oké als je je daarnaar gedraagt. Maar als je die wilt toetsen aan de leerstellingen van jouw filosofie dan blijken ze compleet verwerpelijk te zijn. Onze voorouders hebben het volk de genoegens bezorgd van spelen, gladiatorengevechten, banketten. Dat mag van hen niet afgenomen worden, evenmin als die minzame manier van aanspreken van de kandidaten tijdens een verkiezingscampagne. Want dat is open vriendelijkheid, en geen omkoperij.' (mijn parafrase)

De nomenclator is een oud-Romeinse instelling en Griekse - buitenlandse - filosofieën moeten hun handen daarvan afhouden ;-) Cicero op zijn best. Eerst Cato om de oren slaan met zijn eigen principes en dan het wij/zij-spelletje van 'eigen volk eerst'.

Cicero's vermelding van zijn eigen nomenclator (in een brief aan zijn vriend Atticus, 4,1,5) is eigenlijk wel het citeren waard. Na een tijdelijke ballingschap, op de vlucht voor zijn politieke tegenstanders, kon hij weer naar Rome terugkeren. Een massa volk stond hem juichend op te wachten aan de porta Capena, het Capitolium en het Forum. Cicero formuleert het zo: "Iedereen die mijn nomenclator kende was er".

In de keizertijd verliest de functie van nomenclator de politieke dimensie, maar dat was niet het einde ervan, bijna integendeel. De nomenclator groeit uit tot een vaste waarde in de (betere) Romeinse families. Hij stond zijn meester bij bij de ochtendsalutatio, waar de clientes hun opwachting maakten - ook die namen hoefde de meester niet allemaal te onthouden. Hij regelde de uitnodigingen voor de banketten en was daar voortdurend aanwezig om het de gasten naar de zin te maken, als die bijvoorbeeld alles wilden weten over de samenstelling van de opgediende spijzen. Hij moest die bezoekers in de gaten houden, en bij ongewenst gedrag kwamen die er niet meer in. Een handige nomenclator verwierf zich zo een machtspositie, want wie iets van zijn heer wilde moest eerst langs hem. En een privé-inkomen aan steekpenningen was handig meegenomen.

Het beroep (als je daar bij een slaaf over kunt spreken) verliest wel wat van zijn glans als je als nomenclator er maar één van velen bent, bijvoorbeeld in een huishouden dat je eerder een bedrijf (met mijnwerkers, landarbeiders...) moet noemen, waar de meester honderden slaven bezit, die hij uiteraard niet persoonlijk meer kent. Daar heeft hij gespecialiseerde nomenclatores voor, die op zijn minst de naam én de taal kennen van al die buitenlandse krijgsgevangenen die het voorrecht gekregen hadden om de Romeinse economie te dienen ;-)

Maar goed, de privénomenclator blijft toch tot de verbeelding spreken. Hij heeft een vertrouwelijke band met zijn meester, maar ook bij hem slaat de vergrijzing toe. Zijn geheugen is niet meer wat het was, maar hij probeert zich eruit te redden door staalhard een naam te verzinnen. Dat vinden we bij Seneca (Benef. 1,3,10), die zich ergens anders, in een betoog over literatuur, helemaal niet politiek correct vrolijk maakt over het gebruik van een bijzonder soort nomenclatores:

'Ik heb nog die steenrijke kerel meegemaakt, Calvisius Sabinus. Hij bezat het fortuin én de mentaliteit van een vrijgelaten slaaf. Ik heb nooit een lompere rijkzak gezien. Zijn geheugen was zó slecht dat hij zelfs niet op de namen van Odysseus, Achilles, Priamus kon komen en wie kent die nu niet? Geen enkele ouder wordende nomenclator, die de juiste namen niet kan geven en er daarom gewoon verzint, heb ik zo verkeerd Trojanen of Grieken weten benoemen dan die kerel. Maar toch wilde hij zich als onderlegd voordoen en dus bekokstoofde hij het volgende: voor veel geld kocht hij slaven, één die Homerus, een ander die Hesiodus van buiten kende; en hij had er negen voor de negen lyrici. (-) Nadat hij zich deze slaven had aangeschaft begon hij zijn gasten ermee lastig te vallen. Tijdens het banket zaten die slaven aan zijn voeten, om hem de verzen voor te zeggen waar hij naar wilde verwijzen, en dan nog bleef hij midden in een woord steken. Een gast, vleier en spotter tegelijk, suggereerde dat hij misschien ook een paar taalkundigen zou kunnen kopen. En toen Sabinus daarop zei dat één zo'n slaaf hem toch 100.000 sestertiën had gekost, zei de ander: "Voor veel minder had je evenveel boekenkasten kunnen kopen" ' (mijn parafrase).

Tegenwoordig hebben politici hun boekenkasten altijd bij zich, maar als zij die geraadpleegd hebben is het doelwit waarschijnlijk al verdwenen. Het illustreert de meerwaarde van de nomenclator. Of zouden zij ook echte nomenclatores gebruiken? Als dat zo is heb ik er toch nog geen opgemerkt. Misschien dat hun body-guard die functie overgenomen heeft.

Update: http://www.newyorker.com/magazine/2016/08/22/londons-super-recognizer-police-force (alleen als u héél veel tijd over hebt)

---------------------------------------------------------------
* Bij het plaatje met het begin van het lemma 'Nomenclator' in de 'Pauly' (hét autoritatieve boekwerk in ontelbare delen over de 'Altertumswissenschaft'): misschien toch even wat commentaar bij "Die n. erhielten daher den Spitznamen fartores, qui clam velut infercirent nomina salutatorum in aurem candidati (Festus)." De schrijver Festus vermeldt de bijnaam van de nomenclators, namelijk 'fartores'. Dat waren pluimveehouders die, zoals nu nog altijd gebeurt, hun beestjes volpropten met voeder om een vetter product te kweken. De bijnaam is weinig lovend voor de volgepropte ;-) en illustreert de nuchtere kijk van zijn kiezers.

zondag 22 november 2015

Struisvogel & cie.


De struisvogel, struthio camelus (van het Grieks στρουθίον en κάμηλος, ofte 'musje' en 'kameel') is de grootste vogel ter wereld. Hij kan niet vliegen, haalt lopend tot 70 km per uur, en heeft de beruchte reputatie dat hij zo dom is dat hij zijn kop in het zand steekt en denkt dat hij dan onzichtbaar is. En die reputatie heeft hij echt niet verdiend, want dat doet hij dus niet. Zijn kop in het zand steken. Maar van dat stigma, symbool te staan voor domme mensen die wegkijken en doen of er niets aan de hand is, komt het kameelmusje zeker nooit meer af.

Dat heeft hij aan Plinius te danken, waarschijnlijk. Diezelfde van vorig blogbericht. Hoofdstuk 10 van zijn Naturalis Historia is gewijd aan de vogels. En voorop staat daar de struisvogel, struthiocamelus, die hij behoorlijk accuraat beschrijft. Maar hier komt het: "...mira natura, sed non minus stoliditas in tanta reliqui corporis altitudine, cum colla frutice occultaverint, latere sese existimantium" (De struisvogel heeft opmerkelijke kenmerken, niet in het minst ook zijn domheid, en dat in een lichaam van zo'n omvang, want zij stoppen hun kop en hals in een struik en denken dat zij zich verborgen hebben). Een struik is geen zand, maar er kan veel gebeuren met een woord, als je Plinius uit je hoofd citeert. Volgens anderen komt de vergelijking door de gewoonte van de struis om o.a. zand en stenen te eten, waarbij hij minstens met zijn snavel in het zand zit.

Tot zover deze natuurlijke historie. Hierna gaan we figuurlijk. De struis in ieder van ons ;-)

Een mens is van nature gemakzuchtig - sommigen spreken misschien liever over economisch gebruik van de aangeboren middelen - en als we in het godsdienstonderwijs over vader Abraham leren gaan we niet nog eens de bijbel nakijken of die informatie wel klopt. Je moet een leraar kunnen vertrouwen, is dat niet het fundament van de samenleving? Dus eigenlijk per toeval vond ik nieuwe, mij onbekende, informatie over de aartsvader: hij heeft nog een lover boy-periode doorgemaakt. Met een leugentje om (zijn eigen) bestwil heeft hij zijn vrouw Sara geprostitueerd in het bed van de Egyptische farao en daardoor heel wat rijkdom vergaard (Genesis 12, 11-19). Kijk, zoiets hoor je niet op school of op de preekstoel. Men vertelt maar een deel van de 'waarheid'.

De bijbel, het Boek van de christenen, om de joden niet te vergeten, staat vol met dergelijke onchristelijke en weinig stichtelijke teksten. Wie bijvoorbeeld zegt dat Numeri 31 eigenlijk wel oké is mag over Islamitische Staat geen kwaad woord meer laten vallen. Trek je kop uit het zand en je komt nog eens wat te weten. De term 'gematigde islam' heeft vanuit deze hoek trouwens een even hoog struisvogelgehalte, als je dat andere Boek en bijbehorende geschriften ter hand neemt. De 'Drie Grote Godsdiensten' worden ze genoemd. Goed, nu het klimaat geschapen is kan ik aan dat andere onderwerp beginnen.

Een paar weken geleden kwam ik de stichter van het Christendom tegen (we zitten nog altijd in figuratieve modus), Paulus. Het was in een collegezaal, en een filosoof legde uit hoe belangrijk een citaat uit De Brief aan de Romeinen wel was in het werk van een andere filosoof. Tja, Paulus, dacht ik, die ken ik van mijn missaal. En toen gebeurde er iets wat de meesten van ons wel eens overkomt: je ziet een woord, of een zin, voor je en je zit ernaar te kijken alsof je dit vreemde woord voor de eerste keer ziet en de automatische piloot waarop je vertrouwt bij het lezen is even uitgeschakeld. Het was, om in Pauluscontext te blijven, een lichtflits bij heldere hemel. Wat zag ik daar (7, 14-24) ineens staan voor geflipte nonsens? Waar was ik dat nog tegengekomen, en dat niet in mijn missaal? Weer thuis gekomen heb ik mijn kop uit het zand getrokken en de Brief aan de Romeinen gelezen.

Heel in het kort even Paulus' coördinaten: hij leefde in dezelfde eeuw als Plinius, de 1e dus, was jood, bezat het Romeinse burgerschap en verspreidde het christendom onder de niet-joden. Ergens rond 57 schreef hij de brief aan de Romeinen, in het Grieks, en in het jaar 61 kwam hijzelf aan in Rome, als gevangene (de details vind je in de Handelingen van de Apostelen). Hij leefde van ca. 3 tot ca. 64. Hoewel hij Christus nooit gekend heeft beweerde hij dat hij door hem uitverkoren was als 13e apostel. Dat gebeurde toen hij op weg was naar Damascus en een lichtflits en een bulderende stem hem en zijn gezelschap van hun paard bliksemde. Het was Jezus die hem het goede nieuws meldde. Vanaf dat moment veranderde hij van christenhater in een fervente verkondiger van het geloof. Paulus had geregeld visioenen met engelen. Zoals die andere stichter, Mohammed. Ofwel waren ze zo psychotisch dat ze hun hallucinaties voor echt hielden. Ofwel zeiden ze alleen maar dat ze die hadden.

Een sceptische geest kan in de Brief aan de Romeinen, door Maarten Luther het allerzuiverste evangelie genoemd, beide kenmerken aantreffen. Ik noem het de allerzuiverste uiting van sekte-indoctrinatie. Een analyse van ‘sekte’ vind je hier. Heel wat punten eruit zijn in Romeinen aan te wijzen. Daarom herkende ik het waarschijnlijk toen tijdens dat college: ik heb zelf nog over een sekte gepubliceerd, maar dan wel een die door de gevestigde macht is uitgeroeid.

De BRIEF

1. We treffen een ‘piramidale’ constructie aan, met, onder een paar schimmige godfiguren, top dog Paulus, enkele naaste helpers en onderaan de sekteleden. Paulus heeft als enige toegang tot die godfiguren en mag mededelen aan het volk wat die van hen willen. En dat doet hij dan ook, behoorlijk drammerig, het hele epistel lang, te beginnen met 1.1-5. Voortdurend beroept hij zich op wat er ‘geschreven stond’, een autoriteit in het verleden dus die buiten de controle valt van iedereen. Als de leden gehoorzaam zijn is het goed (16.19)

2. Gedachtencontrole d.m.v. loaded words. Luther beschrijft dit perfect, al bedoelde hij het wel positief: “We moeten allereerst vertrouwd raken met het taalgebruik dat in deze brief wordt gebezigd en begrijpen wat Paulus bedoelt met de woorden: wet; zonde; genade; geloof; rechtvaardigheid; vlees; geest, enz., anders heeft het geen zin om dit boek te lezen.” Hier is alweer een Stichter aan het woord, in Paulus' voetsporen tredend.
En ook: de wij-tegen-de-anderen doctrine. Wij hebben de waarheid, de anderen zijn fout en slecht. (16.17).

3. Informatiecontrole: Paulus is de bron van informatie omdat hij in communicatie is met god (15.15,16). Hij kent dus geheimen (= goddelijke openbaringen), die hij hen verklapt (11.25). De juiste informatie komt van 'boven', luister niet naar anderen.

4. Gedragscontrole: aanbevelingen over ‘rein’ of ‘onrein’ eten in 14.13-23. Een tekst die door mohammedanen gekoesterd zou moeten worden ;-). ‘Keer je af van deze wereld’ (12.2). Een obsessie met seksueel gedrag en ‘begeerten’: wat een sektelid wél mag, en wat niet (1.23-27)(7.1-3).

5. En, last but not least, emotionele controle. Zonde, schuld, vrees voor bestraffing, gods toorn, noem maar op, de brief is ervan doordrenkt. En is het niet gemakkelijk dat Paulus weet hoe de leden daarmee moeten omgaan. Daarom is het echt noodzakelijk dat hij afreist naar Rome.

Je zou van minder je kop in het zand steken.

Tacitus sprak over een exitialis superstitio, een verderfelijk bijgeloof (Ann. 15.44), Plinius Minor (neef van) over een superstitionem pravam et immodicam, een kwalijk en mateloos bijgeloof (Ep. 10.96). Zij behoorden tot de generatie van na Paulus (toen de evangelies opgetekend werden) en getuigden van pogingen om de sekte de kop in te drukken. Wij weten hoe het afgelopen is.

zondag 11 oktober 2015

Europa en haar body guard


'Longe(que) terrarum pulcherrima - veruit het mooiste land ter wereld', zo noemt Plinius Maior Europa in zijn Naturalis Historia (III.1.5), waarna hij begint aan een gortdroge geografische opsomming. Hij poneert het als een vaststaand feit - op lyrische ontboezemingen zul je deze encyclopedist niet betrappen. De zelfverzekerde Romein leefde dan ook in de 1e eeuw en Rome was nog bezig met de uitbreiding van zijn rijk. De roemruchte uitbarsting van de Vesuvius die Pompeii en Herculaneum bedolf werd zijn dood, toen hij een reddingsoperatie organiseerde naar het getroffen gebied.

In het Romeinse Europa van zijn tijd heerste een relatieve stabiliteit, door middel van een uitgebreid bestuursapparaat met ambtenaren van Plinius' kaliber en een krachtige militaire macht aan de grenzen. Een belangrijke factor bij die stabilisering was, dat de inwoners van de overwonnen gebieden het Romeinse burgerschap aangeboden kregen.

Een positief begrip roept altijd het spookbeeld van zijn tegendeel op, wat redenaars en reclamemensen meer dan eens tot hun schade en schande ondervonden hebben. Bij 'stabiliteit' is dat 'destabilisering'. Die Romeinse legers bleken niet onoverwinnelijk te zijn toen in de 4e/5e eeuw een, onverwacht, volk uit het oosten, de Hunnen, een onstuitbare vluchtelingenstroom van Goten in beweging zette, naar het westen en het zuiden van Europa, waarbij de Donau even een natuurlijke barrière vormde, maar niet lang. De Oost-Romeinen hadden hen wél met succes kunnen tegenhouden, vandaar die kanalisering: het doet denken aan de muur in Hongarije en de gesloten grenzen in Kroatië en Slovenië (om de al-dan-niet-vluchtelingen ergens anders heen te sturen). Hoe lang nog voordat de druk van de sharia-Hunnen te groot zal worden? Iedere vergelijking loopt mank, maar het West-Romeinse rijk viel in ieder geval in de handen van de Goten. (Meer hierover)

Genoeg doemgedacht. Er zijn tenslotte ook nog leukere dingen, zoals die andere Europa :-)

Europa, waarmee oorspronkelijk centraal Griekenland bedoeld werd, dan heel Griekenland en dan rond 500 v.C. de hele landmassa achter Griekenland, vanuit het zuidoosten bekeken, dat Europa dus heeft volgens de mythologie zijn naam te danken aan een Fenicische prinses. Nu denk ik dat ongeveer iedere westerling dat verhaaltje wel kent, maar ik ga het hier toch weer vertellen, omdat ik verder wil doorgaan met één element eruit.

Europa, een bloem van een jonge vrouw en prinses in Fenicië (daar dus waar nu Syrië zich bevindt) ging met haar vriendinnen spelen op het plaatselijke strand. Geilaard en oppergod Zeus had, om het klassiek te formuleren, zijn zinnen op haar gezet en verzon de volgende list. In de gedaante van een witte knuffelstier kwam hij het strand opgewandeld en hij was zo goed in zijn sympathieke vermomming dat Europa bloemenkransen rond zijn hoorns wond en op zijn rug klauterde om een ritje te maken. Dat was voor Zeus hét moment om het ruime sop te kiezen met zijn buit en helemaal door te zwemmen naar Kreta. Eenmaal aan land deed hij wat hij niet laten kon (als u details wilt weten: in een wilgenbosje naast een bron) en het resultaat was een paar zonen, die nog heel beroemd zouden worden in de mythologie en daarbuiten.

Met Europa liep het goed af. Ze trouwde met de koning van Kreta, en kreeg van Zeus een paar prachtige geschenken, waaronder Talos (Τάλως), een bronzen reus gemaakt in de smidse van de god Hephaistos. Die reus moest Europa beschermen tegen ongewenste bezoekers, piraten en zo, en daartoe liep hij elke dag drie keer de kust van Kreta langs en smeet ondertussen rotsblokken naar schepen die te dicht kwamen.

En die man van brons kwam ik onlangs tegen op een sociaal medium;-) Een klassieke tweet (of moet ik zeggen 'klassiek getwitter'?) had het over het acroniem TALOS van de Tactical Assault Light Operator Suit. Een 'bionisch harnas' dat soldaten onkwetsbaar moet maken in een aanvalssituatie met blootstelling. Ontwikkeld in het TALOS program van het Amerikaanse leger. Of het acroniem toevallig 'TALOS' geworden is, of met opzet gekozen, heb ik niet kunnen vinden, maar het is wel toepasselijk, al is het eiland Kreta hier gereduceerd tot het lichaam van een militair (m/v). Ze noemen het harnas een military exoskeleton, naar analogie met het exoskelet van insecten.

Zoals dat gaat als je aan het browsen bent, duikelde ik nog meer Talossen op waar dezelfde connotatie van 'verdediging tegen bedreigingen' aan vasthing, met impliciet of expliciet een verwijzing naar de mythologische reus. Verbazend dat voor betekenisvolle namen vaak nog naar de antieke oudheid wordt teruggegrepen.

De Talos Group bijvoorbeeld, van de CISCO-multinational ("to create threat intelligence for Cisco products"). Waren de andere genoemde specimens nog het product van de homo faber, hier moeten we ongetwijfeld spreken van de homo electronicus.

Of  'The Talos Principle', een game dat zich afspeelt in een science fictionwereld (met zo te zien een bionische bodyguard voor een kwetsbaar wit poesje, waar mijn fantasie dan een metamorfose van Europa in ziet met een allusie naar de witte stier. But let's hold our horses...;-).

zondag 20 september 2015

Een krop sla


Twee maal is scheepsrecht. Ik hoef niet te wachten op een derde Knackartikel om te besluiten dat 'eindredactie' bij het weekblad Knack een onbekend begrip is.

Iemand zou kunnen tegenwerpen dat Knack wel degelijk over een eindredacteur beschikt, maar dat die zich eerst lazarus moet drinken voordat hij in staat is de rotzooi uit zijn inbox te verwerken en in zijn uitbox te dumpen, met hetzelfde effect als in het eerste geval. Of het karweitje moet misschien geklaard worden door de jonge bloedmooie protégé van de hoofdredacteur, omdat iémand dat rotklusje toch moet opknappen en waarmee anders kun je een dom cultuurloos blondje (m/v) opzadelen? Een laatste hypothese is eerder technisch geïnspireerd: het merendeel van de ingezonden kopij is in een Vlaamse streektaal gesteld en het hele zootje gaat dus rechtstreeks naar de correctie-afdeling - die na bezuinigingen is opgeslokt door de ICT-afdeling -, waar het standaard langs Google Translate geprocest wordt, want ICT-ers weten wat kwaliteit is.

Ik heb nog een (aanvullende) hypothese, maar eerst ter zake.

Om een vroegere uitspraak in deze context te herhalen: het is zo'n slecht stuk, in alle opzichten, dat ik mijn ogen niet kon geloven. En nu gaat het niet om een autochtone allochtoon die vanuit zijn ethnische cultuurovertuiging zijn westerse-cultuuropvoeding in perspectief wil zetten. Het gaat gewoon om Jean-Marie Dedecker (Antwerpenaars: shut up).

Of beter: het gaat om een schrijfsel van Jean-Marie Dedecker. Die de Grieks-Latijnse humaniora gevolgd heeft. Deze ervaring ontlokt hem de uitspraak: 'Hadden de Romeinen Latijn moeten leren dan zouden ze nooit genoeg tijd gevonden hebben om de wereld te veroveren. Toch vochten ze er zo hard op los dat de gemiddelde levensverwachting amper 24 jaar was'. Ik heb ooit het vak Logica gevolgd maar dat is lang geleden. Mag ik hier nu als conclusio opperen dat omdat Jean-Marie Latijn geleerd heeft hij geen tijd meer over had om de wereld te veroveren? Wat brabbelden de Romeinen eigenlijk toen ze de wereld veroverden en voordat ze statistisch doodgingen? Opmerkingen over kindersterfte en epidemieën lijken kleinzielig bij deze realistische analyse, ik zal ze dus niet maken.

Het is niet ondenkbaar dat Jean-Marie zijn artikel humoristisch-satirisch bedoelt te zijn, maar dat kan je ook met een correcte weergave van de feiten, en daaronder valt niet de bewering dat Iulius Caesar in zijn 'De Bello Gallico (schreef) dat de Galliërs hardwerkende dobbelende drinkebroers waren'. Dat komt uit Tacitus. Over de Germanen. En het is zonneklaar dat 'De Spartanen gooiden hun mindervaliden van de Tarpeïsche rots, en de Romeinen in de Tiber' de waarheid geweld aandoet. Ten eerste lijkt het onwaarschijnlijk dat de Spartanen helemaal naar de Tarpeïsche rots in Rome zouden reizen voor hun gruwelpraktijken en waarom ze Romeinen in de Tiber zouden komen gooien is ook onduidelijk. Slordig, Jean-Marie.

Een aantal gegevens heb ik niet kunnen checken, een universitaire studie stoomt je niet voor alles klaar. Toch niet voor beweringen dat Augustus' moeder een onbevlekte ontvangenis had gekregen door toedoen van Apollo (was die vrucht dan Augustus?). En keizer Vespasianus, die rondstoeide met Vestaalse maagden zoals Flavio Briatore in de pitstop met topmodellen... Misschien onthult JMDD zijn bronnen in een volgend artikel?

Het artikel heeft nog véél meer sensationeels in de aanbieding, zoals belasting op het gebruik van toiletten, onnoemelijk dierenleed, mindervalidengevechten in het amfitheater, en dat allemaal in die Romeinse oudheid die zo bewonderd wordt door, jawel, Bart De Wever. (U weet toch dat een godwin tegenwoordig staat voor een reductio ad Weverum?). En eigenlijk moet ik bekennen dat JMDD alles wat hier voorafging alleen maar gebruikt als stoffering van zijn hoofdonderwerp: Latijnse citaten en de dommeriken die er gebruik van maken. (De titel vind je hier [20/9/15].) Een domme sporter die Vini, Vidi, Vici op zijn arm had laten tatoeëren. Terwijl het Veni had moeten zijn. Typisch voor iemand met de herseninhoud van een krop sla vindt Jean-Marie.

Ik laat nog een paar leuke liggen. Zoals dat het koketteren met Latijnse syllabi (?) en het persifleren van zijn voorzitter een N-VA-politicus fataal geworden is; o nee, correctie, de boosdoener was de wafelijzerpolitiek. JMDD citeert hierbij: Si potes credere, omnia possibilia sunt credenti (dixit Jezus in Marcus 9,23). Alles is mogelijk voor wie gelooft. Bijvoorbeeld dat dit een samenhangend, weloverdacht en goed gedocumenteerd artikel is, dat niet ontsproten is aan het brein van een krop sla.

-----------------
24/9 Correctie:  'N-VA-politicus' - hierboven - moet zijn 'een VLD-politicus met een N-VA-baas'

zondag 13 september 2015

Baäl


Ze leren het niet af.  Verwijzen naar een antiek verleden en ernaast pakken. Krantenschrijvers. Een wezenskenmerk misschien? Het levert in ieder geval geregeld een spin-off voor dit blog op.

Op 10 september plaatst De Morgen een artikel van Robert Fisk, 'Antiek brengt IS fortuinen op' (uit The Independent van 3 september). Het gaat over de verwoesting van een aantal tempels in Palmyra en in de laatste alinea zegt Fisk in zijn Nederlandse vertaling: "Wat de Romeinse goden betreft, was Baal al 2.000 jaar niet meer aanbeden geweest in zijn tempel" (zijn Engels is beter ;-). Maar waarom noemt Fisk Baäl een Romeinse god? Joost mag het weten, maar het is in ieder geval fout. En dat 2000 klinkt mooi maar bewijst dat hij zijn huiswerk niet heeft gedaan.

Het dorp waar ik ben opgegroeid herbergde een meerderheid katholieken en een minderheid protestanten. De kinderen die niks waren werden bij de laatste categorie gerekend want ze zaten samen op school. In het katholieke onderwijs zou het nog jàren duren voor de segregatie werd afgeschaft. Ik wandelde dus iedere morgen van huis naar mijn meisjesschool en op een dag, onderweg,  stormde een kwade - protestantse - vrouw  de deur uit en beet mij toe: "Jullie zijn allemaal afgodendienaars en jullie kennen niks van de bijbel!". Dat eerste was duidelijk een vrije interpretatie van de processiestoet die door de straten was getrokken en waar de vrouw zich denkelijk over had zitten opwinden. En dat laatste, och, íedereen weet dat protestanten het Oude Testament van buiten kennen en dat katholieken alleen losjes bekend zijn met het Nieuwe, zonder zich veel zorgen te maken over strikte regels, want ze kunnen altijd gaan biechten. Dus ja, ergens had ze wel gelijk.

Maar wat mij betrof zat ze er goed naast. Ik had tijdens die lagere-schooljaren alles gelezen wat los en vast zat en omdat de plaatselijke bibliotheek maar één (1) boek per week uitdeelde, had ik mijn honger moeten stillen met leesvoer uit andere bronnen, school, grootouders, familie. En daar zat het Oude Testament tussen.

Deze korte aanloop om uit te leggen dat ik toen al wist wie/wat Baäl was :-)

Baal was de concurrent van Jahweh in de streek waar tegenwoordig Allah heerst en Jahweh op een heel kleine enclave woont. Maar toen was het de 9e eeuw voor Christus en de Levant (met zijn Kanaänieten, Filistijnen, Feniciërs) aanbad de 'Heer', Baal of Bel, die ook sterk gepromoot werd door de heersende koningin van het moment, Izebel. Zij had het helemaal niet voor de Jahwehaanbidders. Vandaar dat het Oude Testament geen goed woord voor haar over heeft - wat de scheldnaam jezebel heeft opgeleverd. Een mooi verhaal is Elia op de Karmel, waar de profeet Elias zijn gelijk haalt tegenover een bende Baalspriesters en hen dan bijgevolg allemaal laat afmaken (1 Koningen 18.20-40). En ook Izebel moet het bekopen: ze wordt door de Joden uit het raam gegooid, waarna aanvoerder Jehu nog eens over haar heen rijdt (2 Koningen 9).

Feniciërs is hier het sleutelwoord. Want in diezelfde 9e eeuw (814 om precies te zijn, volgens de geleerden) stichtten zij Carthago, in de buurt van het huidige Tunis. En installeerden daar prompt de cultus van Baäl.

[Komt daar toch niet Aeneas langs voor een romance met de eerste Carthaagse koningin Dido! Op zijn tocht vanuit het brandende Troje, op weg naar zijn bestemming in Hesperia... Het lijkt te kloppen als een bus: Troje verwoest in de 9e eeuw en de volgende eeuw schrijft Homeros zijn epen. O nee, wacht even, dat Didoverhaal is verzonnen door Vergilius, 7 eeuwen later ;-)]

Weer even serieus. Of toch half serieus. Want volgens sommigen zijn de verhalen over massale kinderoffers in Carthago, aan Moloch/Baäl, in een rituele - levende - verbranding, verzonnen door 'tweederangshistorici' in de Romeinse tijd, als een soort lastercampagne rond de gevaarlijke vijand tegen wie Rome haar drie Punische oorlogen uitvocht. Hoe het ook zij, de Romeinen hebben Carthago met de grond gelijkgemaakt (volgens de wens van de oude Cato*, 3 jaar na zijn dood, hij heeft het helaas zelf niet meegemaakt) en daarmee ook de Baälcultus daar uitgeroeid.

Ik denk dat nu wel duidelijk is dat Baäl geen Romeinse god was, Robert Fisk.

Maar als u uw huiswerk had gedaan had u me nu van repliek kunnen dienen. Want de Romeinen hanteerden een vaste godsdienstpolitiek in de veroverde gebieden. En rond het jaar nul was de Levant Romeins gebied geworden, zoals we o.a. uit het Nieuwe Testament weten. Al de lokale godsdiensten mochten blijven doen wat ze normaal gezien doen, maar er werd door de Romeinse veroveraars een soort recuperatie doorgevoerd: Baäl/Bel was gewoon de plaatselijke naam van Jupiter, of Saturnus. En de liturgie mocht ook plaatselijk ingevuld worden. Spijtig dat er in dat gebied een aantal keikoppen woonden die dat niet snapten. Dat heeft toen al tot de verwoesting van een tempel geleid. Door Titus. In het jaar 70 van onze tijdrekening.

----------------------------
Marcus Porcius Cato (234-149 voor Chr.), Romeins staatsman, besloot iedere redevoering in de senaat, of het nu ging over graanleveringen of iets anders, met de zinsnede 'Ceterum censeo Carthaginem esse delendam', wat betekent: 'en verder ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden'.


zondag 19 juli 2015

Seisachtheia


Er heerst een merkwaardige schaarste aan toespelingen in de krantenberichtgeving over het Griekse schuldenprobleem. Toespelingen die vlotjes uit de mouw kunnen glijden van een degelijk opgeleide journalist. Dus niet zomaar even een Grieks woord zoals drama of tragedie gebruiken, maar wat diepgaander. Zoals de cartoon in het vorige bericht, waar het een plezier is om al de betekenislagen te ontdekken. Ik sloeg gisteren De Standaard nog eens open, waarin een Annelien De Greef een knip-vertaal-plakwerk presenteerde over een Koreaanse dominee 'die in een zaal met lichtgevende blauwe kruisen elke week de mis opdraagt'. Dzjiezus. Een dominee?

Met tegenzin bladerde ik verder, niet verwachtend alsnog iets degelijks te zullen vinden. Mis.
Nu laat ik het aan u over om Paul Goossens al of niet als degelijk te bestempelen, maar die oude krokodil kent wel zijn klassieken.
"Ook zonder het lezen van de Ilias kun je erachter komen dat Griekse helden en halfgoden kwetsbaar zijn. Voor Wolfgang Schäuble en zijn partners in crime volstond een oppervlakkige lezing van de kranten om de achilleshiel van Alexis Tsipras te vinden en vervolgens zijn regering uit te roken."
Die achilleshiel en dat uitroken vormen een ietwat wilde combinatie, maar overdrachtelijk gesproken kan het wel. Ook dat andere klassieke cliché liet Goossens niet aan zich voorbijgaan: "Op vraag van Duitsland haalde Europa immers een paard van Troje binnen, en het luistert naar de naam IMF."

Eindelijk nog eens een toespeling naar wat wij in betere tijden graag onze Griekse erfenis noemen. Een oppervlakkige, gemakkelijke, mythologische misschien, maar oké. De echte, inhoudelijke toespeling, die zo duidelijk voor de hand ligt, die schittert tot mijn verbazing in onze kranten door afwezigheid. Misschien verwacht ik wat te veel van de huidige generatie krantenschrijvers. In de geschiedenisboeken van de jaren '60 waren Griekenland en Rome nog dwingend aanwezig. Misschien zijn ze er nu uit verdwenen, samen met de seisachtheia (σεισάχθεια), het levenswerk van de Griekse wetgever Solon. Toch ligt dit aan de grondslag van wat wij sindsdien 'democratie' noemen en als zodanig hoort het in die boeken gebeiteld te blijven - en onthouden te worden door toekomstige 'duiders'.

Democratie is niet ontsproten aan een theoretiserend filosofisch brein, maar is het product van concrete maatregelen. In het begin van de 6e eeuw v.C. in Athene - en ik citeer nu mijn Winkler Prins die ik voor zoiets altijd nog betrouwbaarder vind dan Wikipedia - werd Solon tot archont met onbeperkte macht gekozen om de sociale problemen die de Attische maatschappij teisterden, op te lossen. De adel bezat de meeste grond en alle politieke rechten; kleine boeren waren een soort horigen geworden of zelfs in schuldslavernij geraakt. (-) Solon bracht nieuwe wetten en maatregelen tot stand op sociaal, economisch en politiek gebied. Tot de sociale maatregelen hoorde de seisachtheia (= afschudden van de last); alle schulden met de grond of de persoon als onderpand werden voor eenmaal gedelgd.  (Mijn onderstreping) Voortaan was het verboden de persoon als onderpand te geven. (-) De handel kreeg een extra injectie door de overgang van de zwaardere muntstandaard van Aegina op de lichtere van Chalkis. (-) Volgens de overlevering liet Solon de Atheners zweren dat zij minstens tien jaar zijn wetten onveranderd zouden laten. Vervolgens ging hij op studiereis.

Kijk, dat laatste vind ik leuk. 'En nou regelen jullie het verder zelf maar'.

Er staat nog veel meer in de WP. Bijvoorbeeld dat het niet helemaal geregeld raakt tijdens Solons leven, maar dat daarna nog een paar figuren de zaken verfijnd hebben tot de eerste prille democratie.

Volledige kwijtschelding van alle schulden... En dat lukte nog ook. Ik ga u niet vervelen met al de vrolijke kwinkslagen en zure toespelingen die u hierbij zelf ook kunt bedenken. Maar geef toe, dit verhaal levert toch minstens honderd cartoons op? (Hiernaast het logo van een eerder zure actiegroep)

-------------------------------------------------

Postscriptum: Solon de dichter

Ja, naast het staatsmanschap gaf Solon zelfbewust ook in dichtvorm (elegieën en dithyramben) commentaar bij zijn acties en verwezenlijkingen. Zijn poëzie zou nog tot in de 4e eeuw gereciteerd en gezongen zijn in Griekenland. Het volgend fragment heb ik tijdens mijn studies leren kennen en iedere keer ben ik weer ontroerd door het engagement dat eruit spreekt voor de gelijkberechtiging van de 'gewone' man. Want dat kenmerkte Solon: het op de bres staan voor de mensen die weerloos zijn tegenover een inhalige rijke aristocratie.

...Πολλοὺς δ΄ Ἀθήνας, πατρίδ΄ εἰς θεόκτιτον,
ἀνήγαγον πραθέντας, ἄλλον ἐκδίκως,
ἄλλον δικαίως, τοὺς δ΄ ἀναγκαίης ὑπὸ
χρειοῦς φυγόντας, γλῶσσαν οὐκέτ΄ Ἀττικὴν
ἱέντας, ὡς ἂν πολλαχῇ πλανωμένους·
τοὺς δ΄ ἐνθάδ΄ αὐτοῦ δουλίην ἀεικέα
ἔχοντας, ἤθη δεσποτῶν τρομευμένους,
ἐλευθέρους ἔθηκα. ταῦτα μὲν κράτει
νομοῦ βίην τε καὶ δίκην συναρμόσας
ἔρεξα καὶ διῆλθον ὡς ὑπεσχόμην.
Θεσμοὺς δ΄ ὁμοίως τῷ κακῷ τε κἀγαθῷ͵
εὐθεῖαν εἰς ἕκαστον ἁρμόσας δίκην,
ἔγραψα.

(-)
Velen heb ik teruggehaald naar Athene,
naar hun door een god gestichte vaderland,
die verkocht waren - de een onrechtmatig,
de ander gerechtvaardigd - en nog anderen
die in ballingschap gegaan waren in uiterste nood,
die hun Attische dialect niet meer spraken - zo
veel en ver hadden zij rondgezworven.
En de mensen hier ter plaatse, die in een 
onwaardige slavernij verkeerden,
sidderend voor de grillen van hun meesters,
die heb ik de vrijheid bezorgd.
Dat heb ik verwezenlijkt door macht en recht 
te verenigen in een sterke wet en die 
heb ik ten uitvoer gebracht zoals beloofd.
En wettelijke reglementen heb ik neergeschreven, 
waarin ieder, van lage stand en van hoge,
gelijkelijk een eerlijke en rechtvaardige 
behandeling wordt toegemeten.
(-)

maandag 13 juli 2015

Voorlezen uit Sophokles




(...en dan stelt Antigone aan Kreoon een duurzame oplossing voor!)

Wrang beeldcommentaar van de linkse (Syriza-)internetkrant ΑΥΓΗ bij de onderhandelingen over het al of niet overleven van Griekenland in het Europese paradijs.

zondag 28 juni 2015

Waaraan herken je ze (M/V)?


Dit peutertje kan nog maar juist recht staan en lopen, de beentjes uit elkaar voor stevigheid, met de arm evenwicht zoekend, en dan komt daar die fotograaf die je lastig valt. Zie je niet dat ik bezig ben? Het is nog maar net uit het ei, maar het gezicht spreekt al boekdelen.

Perfecte illustratie bij Aristoteles' begrip 'ethos', waar hij het toepast op toneel: het is de uiting van een bepaald karakter; het is een dramatisch actiemoment, een snapshot, een dynamiek; een momentopname van typische gedragingen, etc. In afbeeldingen vindt men het vaak terug onder de vorm van tegenstrijdige signalen, bijv. een beweging naar rechts én naar links tegelijk, frequent toegepast in de Griekse vaasschilderkunst. Meer illustraties hierbij in mijn artikel Eikones.

Die 'typische gedragingen', daar wil ik verder op doorgaan, en in het bijzonder mannelijke en vrouwelijke stijl. Maar Aristoteles laat ik nu verder liever rusten, want wat die eruit gekraamd heeft over de typische eigenschappen van man en vrouw en verkocht heeft als wetenschap...

Een vraag: is dit peutertje nu M of V? En als u een antwoord hebt, waarop baseert u zich?

Misschien is dit een moeilijke voor u, maar in het 'vernieuwd' secundair onderwijs (VSO) - waarin een deel van het Vlaamse lerarenkorps, om van de leerlingen niet te spreken, vanaf de jaren '70 als prooi diende voor de experimenten van een bende dogmatische pedagogologen - was dat een makkelijke. 'Dat zie je toch zo?' Daar hadden ze gewoon ook het vak Technische Activiteiten Mannelijk en Technische Activiteiten Vrouwelijk uitgevonden. En ja, in M leerde je een lampje op een plankje aansluiten op de stroom. En in V leerde je breien en huishouden. Dat zijn toch overduidelijk typische M/V-activiteiten? Dit was het verkeerde onderwijsnet, anders hadden ze er vast nog het intelligent design bij gesleurd.
En dat vlak onder de neus van de tweede feministische golf. Il faut le faire.

Deze en andere gedachten speelden door mijn hoofd (om het eens literair te zeggen en als voorbereiding op wat komt), terwijl ik met Stylene bezig was.

Dat is een internetplek waar je je schrijfsels in een grote bak kunt gooien, bij wijze van spreken, en dan doen ze er achter je scherm van alles mee en hup, supersnel zijn ze al weer terug met een analyse: of je als M of V schrijft, het soort literaire stijl dat je gebruikt en bij welke Schrijver je het nauwste aanleunt.

Egocentrisch als ik ben wilde ik dat natuurlijk onmiddellijk uitproberen met een paar van mijn blogteksten. Uitkomst:
- ik schrijf non-fictie
- ik leun het nauwste aan bij Jeroen Brouwers
- ik schrijf voor 29% Mannelijk.

Tja. Nu weet ik wel dat ik een vrouw ben. Maar als ik het plaatje hierboven zie, begin ik een beetje te twijfelen. Want ik draag broeken. En ik lees boeken.

Even zien wat het oplevert als ik een paar onverdacht vrouwelijke auteurs door het systeem draai. En ja hoor, Hella Haasse, Kristien Hemmerechts, Saskia De Coster, Christine D'haen zijn allemaal Mannelijk. Evenals de 16e-eeuwse dichteres Anna Bijns, maar daar zijn onze literaire encyclopedieën blijkbaar dubbel fout: Stylene ontmaskert haar als een non-fictie-schrijver. Om toch een beetje trouw aan het blogthema te blijven heb ik ook nog Sulpicia erbovenop gedaan (Romeinse dichteres, 1e eeuw v.C.). Een beetje de boel proberen te belazeren, Latijn zou door het systeem moeten uitgespuwd worden als niet-Nederlands. Maar o nee: Sulpicia is 40% Mannelijk, dichtste auteur is weer Jeroen Brouwers en haar literaire categorie is 'wetgeving'. Dat zal het Latijn zijn. Maar die twee andere specificaties? Juridische teksten mannelijk? Omdat er Latijn in staat? Jeroen Brouwers schrijft juridisch Latijn?

Er begint zich een patroon te ontwikkelen, maar eerst moeten we nog iets anders checken. Klik op het plaatje, dan kunt u de de namen lezen van de dertien vergelijkingsauteurs, waaronder 2 (twee) vrouwen, Saskia De Coster en Annelies Verbeke. Een tekst van Saskia De Coster door het systeem halen levert niet Saskia De Coster op als beste auteur en Annelies Verbeke krijgt evenmin zichzelf naast zich, maar ze schrijft wel ongeveer als Saskia De Coster. Hugo Claus (met een tekst uit zijn Phaedra) doet het niet zo goed als ik (21% Mannelijk), maar zit wel op en top in de wetgeving en hij schrijft helemaal als Tom Lanoye.

Goed, we hebben de maat genomen.

Wat de auteurs van dit spelletje een typisch vrouwelijke of mannelijke stijl vinden is compleet duidelijk. Dat is een hups meisje zonder boek met opwapperend rokje dat de aandacht probeert te trekken van een veel langere stoere bink mét een boek. En waarom moeite doen om tenminste, gezien het onderwerp, een gelijke verhouding vrouwelijke en mannelijke auteurs te presenteren? Schrijven is tenslotte een exclusief mannelijke bezigheid, kijk maar naar de resultaten.

Wie durft de kluit op zo'n grove manier te belazeren, open en bloot, en dat Stylene-boerenbedrog gewoon op het net handhaven?

Dat is het Computational Linguistics & Psycholinguistics Research Center van de Universiteit Antwerpen. CLIPS voor de vrienden.
'O, maar hier wordt geen wetenschappelijke waarde nagestreefd, hoor,' zeggen ze daar:
"Deze demo wordt enkel aangeboden ter entertainment. Hij dient enkel om stylometrische technieken te illustreren."
Geloven ze daar bij CLIPS écht dat na het draaien van die demo hun stylometrie nog serieus genomen wordt? Wat het vooral  illustreert is de bekrompenheid van de makers en het bevestigt het vermoeden dat er met ons belastinggeld grondig geknoeid wordt. Stylometrische technieken? Stylometrisch gepruts ja. Afschaffen dat nutteloze, seksistische, boeltje.

Om te eindigen op een wat serenere noot: de peuter van hierboven begint nu al meer en meer een kleuter te worden, met het hoofd vol wilde krullen en taalverwerving :) Mijn kleindochter.

zondag 31 mei 2015

Cito ergo sum


Ik weet niet wat ze bij de Vlaamse Radio en Televisie door hun koffie mengen, maar gezond kan het niet zijn. Het genereert een virus. Eén voor één krijgt het de boegbeelden en ankers aldaar in zijn greep. Het Citatenmonster. De incubatieperiode is variabel, maar de uitbraak komt, schat ik, op het moment dat het slachtoffer denkt dat hij/zij het gemaakt heeft en zich wat nonchalance begint te permitteren. En dan tsjak! slaat het toe.

Nog maar een paar berichten geleden moest ik constateren dat het Jef Lambrecht zeer zwaar aangetast heeft. En nu dan weer Pat Donnez. Hij kan te zijner verontschuldiging opwerpen dat dit live radio was. Maar nonchalant blijft het, en dat is zwak gezegd, vooral omdat hij zelf aangaf dat het interview 'voorbereid' was.

Ik luister wel graag naar zijn programma, de gasten krijgen van Pat de tijd om uit te spreken en het is vaak interessant. En ook deze keer deed Pat weer zijn eigen duit in het zakje. Hij had het over de relevantie van de oude Griekse wijsheid 'Ken uzelf': "Cogito ergo sum". (Klara, Berg en Dal,  22.10 e.v.)

Kan het zijn dat Pat geen Grieks en Latijn kent? Dat hoeft niet, maar het is wel handig als je in die talen wilt citeren. Filologisch bekeken is het overigens een interessante 'verspreking'.

Als je Cogito ergo sum hardop uitspreekt worden dat, door de elisie van de eind-o van cogito vijf lettergrepen: COGITERGOSUM.
De correcte Griekse spreuk, gnoothi seauton, heeft ook vijf lettergrepen.
De eerste twee hebben telkens een o en een i in dezelfde volgorde, en bovendien een gutturaal en een t in dezelfde volgorde. Ze rijmen eigenlijk.
En als het erop lijkt en het zo klinkt is het goed genoeg voor het Citatenmonster. Of is het toch gewoon Pat Donnez?
Maar Descartes draait zich om in zijn graf.

donderdag 28 mei 2015

Horatius’ Red Right Hand


‘Rock music's Prince of Darkness’ Nick Cave doet zijn bijnaam alle eer aan in de grimmige, onheilspellende en beklemmende song Red Right Hand. De titel is een eigen leven gaan leiden in de wereld van nerds en geeks, de computerfanaten die verslingerd zijn aan phantasyseries, comics, games, science fiction, hacken... ;-) Ik laat het Engels hier staan, want een vertaling haalt de identiteit van de begrippen onderuit. Dit is een angelsaksisch ding. Dat geldt ook voor de volgende regels.

De Red Right Hand betekent macht, gevaar. Real life gamers doen met namaakwapens hele veldslagen over, zoals het airsoft team Red Right Hand. Een brouwerij in Oregon surft mee op de trend: nerd-culture-items krijgen hun eigen brouwsel, zoals de Rogue Hellboy Right Hand of Doom Red Ale :) En nog maar net is de song ‘verstript’, in Dr. Seuss-stijl – de volledige tekst in plaatjes – door een Australiër uit Melbourne, uit Nick Caves geboortestreek dus.

En Horatius? Die komt dadelijk. Ik wil retrochronologisch te werk gaan. (Heb dit woord opgezocht in Van Dale en het staat er niet in. Haal de doopsuiker maar boven.)

Nick Cave zong op zijn negende in het kathedraalkoor van zijn stad en kreeg zijn middelbaar onderwijs in een anglicaanse kostschool. Daar zijn waarschijnlijk de zaden geplant voor zijn latere hel-en-verdoemenisthema’s, de ‘oudtestamentische’ sfeer waarin zijn songs vaak ondergedompeld zitten. Het eerste couplet van Red Right Hand:

Take a little walk to the edge of town
Go across the tracks
Where the viaduct looms,
like a bird of doom
As it shifts and cracks
Where secrets lie in the border fires,
in the humming wires
Hey man, you know
you're never coming back
Past the square, past the bridge,
past the mills, past the stacks
On a gathering storm comes
a tall handsome man
In a dusty black coat with
a red right hand

Wat is daar oudtestamentisch aan?

Alle biografieën zijn het erover eens – ik zuig het niet uit mijn duim – dat Cave die regel gehaald heeft uit Miltons Paradise Lost 2, 170-174 (1667). Zo’n cultuurloze podiumspringer is hij dus niet (zijn vader was leraar Engels, vandaar misschien). Milton:

What if the breath that kindled those grim fires,
Awaked, should blow them into sevenfold rage,
And plunge us in the flames; or from above
Should intermitted vengeance arm again
His red right hand to plague us?

Aan het woord is de duivel Belial, die zijn medestrijders tegen God probeert te overtuigen om het op te geven, want verder strijden levert een catch 22 op: het hellevuur of de rode rechterhand van God. Dit was de eerste keer dat ik Milton las en de sfeer van de betreffende passage is inderdaad ijzingwekkend grimmig, al is het eerste adjectief hier misschien minder goed gekozen.

En blijkbaar kende Milton zijn Horatius (1e eeuw v.C.), want volgens de commentaren heeft hij zijn rode hand daar gevonden. Dus besluiten we met Horatius’ rode hand:

Iam satis terris nivis atque dirae
grandinis misit pater et rubente
dextera sacras iaculatus arcis
terruit urbem,  (Oden I.2,1-4)

[Al voldoende sneeuw en vreselijke hagel heeft vader (Juppiter) de landen gestuurd, en met zijn rode rechterhand de heilige burchten treffend heeft hij de stad schrik aangejaagd... (KoxKollum)]

In mijn Horatiusuitgave staat als commentaar: 'deze Ode roept het einde op van het eerste boek van Vergilius’ Georgica. De Hemel drukt met vreselijke voortekenen zijn woede uit over de moord op Iulius Caesar. Rome moet hulp krijgen van een god. Die god zal Augustus zijn'. (Een beetje vleierij kan geen kwaad :)

En voor de rode kleur van de hand staat als verklaring: ‘effect veroorzaakt door de bliksem’. Tja. Kan dat niet gewoon poëtische sfeerschepping zijn?

Als Horatius nog zou leven zou hij wellicht niet verrast zijn over het voortleven van zijn creaties. Hij was een soort Harry Mulisch van zijn tijd, geen last van bescheidenheid. In de Oden (3.30,1) zegt hij over zijn werk:

Exegi monumentum aere perennius
(Ik heb een gedenkteken opgericht, duurzamer dan brons...)

woensdag 29 april 2015

Gladstone en de homerische kleuren


William E. Gladstone (1809 – 1898) kende ik van mijn lessen geschiedenis. Vele keren minister van Groot-Brittannië (vier maal premier) van 1843 tot 1894. Nog maar pas ben ik te weten gekomen dat hij classicus was van opleiding en de auteur van Studies on Homer and the Homeric Age (1858). Gepubliceerd tijdens zijn politieke activiteiten. Waar haalde hij de tijd? Een boekwerk in drie dikke pillen. Gladstone bleek in het derde deel een onderzoek gedaan te hebben naar het voorkomen van kleuren bij Homeros. Met een woordtelling. In de Ilias en de Odyssee, zo'n kleine 18.000 verzen. (Het ontstaan ervan ligt sinds 2013 via statistisch onderzoek vastgepind op 762 v.C. ;-)

Ik was hierop uit gekomen door enkele recente berichten waarin de naam Gladstone i.v.m. dit aspect opdook. Een eerste over de kleur 'blauw' die in antieke tijden 'niet zou bestaan hebben' (hat tip, Pieter). Een ander (een statisticus) had het aantal kleurwoorden dat Gladstone gevonden heeft nageteld en in een tabel gegoten. Want Gladstone had ook statistische interesses (was een tijdje zelfs voorzitter van de Royal Statistical Society). Hier volgt het tabelletje, door mij vertaald. Het betreft enkel wat wij 'zuivere kleuren' zouden noemen.

Ik was verbluft. Zó weinig?



Dus bijv. χλωρός in de betekenis 'groen'. En dat maar één keer?

Ik heb Gladstones betreffende passages zelf doorgelezen (on-line, gratis in te kijken, ongelooflijk) en inderdaad, als Gladstone goed kon tellen zijn de kleuren die hij 'prismakleuren' noemt zeer schaars aanwezig. En ik denk dat je het aantal in de tabel zelfs naar onder moet aanpassen bij leukos, nl. 60. Eigenlijk zijn zwart en wit geen kleuren, maar oké. Toch ontbreekt het niet aan levendige beschrijvingen bij Homeros. Waarom dan zo weinig kleuren?
Gladstone heeft mij er anders naar doen kijken.

In Homeros heb je natuurlijk ook heel wat woorden die door een vergelijking een kleur suggereren. Het beroemde ῥοδοδάκτυλος (rododaktulos) bijvoorbeeld om de Dageraad te beschrijven: zij heeft vingers die 'de kleur van een roos' hebben.
Een bekende frase ook is οἴνοπα πόντον (oinopa ponton) - op het einde van de hexameter, dactylus-trochee. Letterlijk vertaald betekent het 'er als wijn uitziende zee'. Zo zou ik de zee nooit noemen. Als ik aan het strand van Knokke naar de zee kijk, dan zie ik een vuil groen. Aan de Egeïsche zee, waar ik ook gestaan heb, is de zee soms stralend blauw. Homeros noemt die zee dus wijnkleurig. Of, ergens anders, porphyreos - violet. Er moet een reden zijn waarom Homeros de voor ons zo duidelijk verschillende kleuren groen, blauw en violet met hetzelfde woord aanduidt. (Ook bloed, donkere wolken, de regenboog en wijn noemt hij porphyreos.)

Om nog een voorbeeld te geven: die ene keer dat je kunt zeggen dat chloros groen betekent heeft Gladstone in de Odyssee gevonden, waar de varkenshoeder Eumaios een bed opmaakt voor Odysseus met versgeplukte twijgen (τῷ δὲ συβώτης χεῦεν ὕπο χλωρὰς ῥῶπας καὶ κῶας ὕπερθεν). Maar chloros is evengoed te vinden als adjectief bij honing, olijfhout of als de kleur van het gezicht van iemand die angstig is.

Gladstone laat al de door hem gevonden 'kleurwoorden' de revue passeren en concludeert dan niet dat de oude Grieken kleurenblind waren ;-) Blijkbaar bestaat er al sinds de 19e eeuw de hardnekkige misvatting dat Gladstone dat beweerd zou hebben: dat ze kleurenblind waren. De pdf van 30 bladzijden van een Geoffrey Sampson, 'Gladstone as linguist' (2013), is geschreven met de expliciete bedoeling te bewijzen dat dit niet zo is. Ik heb er Gladstones tekst op nagekeken en geef hem gelijk.

Wat heeft Gladstone dan wél gezegd?

Hij zegt dat, voor de moderne lezer, er een 'immaturity' zit in het onderscheiden van kleuren in Homeros' gedichten. Meer concreet:
1. Kleuren komen weinig voor
2. Hetzelfde woord wordt gebruikt niet alleen voor de verschillende tinten van dezelfde kleur, maar ook voor kleuren die volgens ons essentieel van elkaar verschillen
3. Eenzelfde object krijgt kleurepitheta die qua kleur fundamenteel van elkaar verschillen
4. Het overwegend voorkomen van de elementaire simpele kleurvormen 'zwart' en 'wit', veel meer dan de andere kleuren, die behandeld lijken te worden als tussenvormen van deze extremen
5. Het geringe gebruik van kleur voor dichterlijk effect, vergeleken met andere elementen van schoonheid en de afwezigheid van kleur waar wij (traditioneel) verwachten dat een kleur genoemd zou worden.

In deze vijf punten vat Gladstone de bevindingen van zijn onderzoek samen. En in punt 4 verwijst hij eigenlijk al naar zijn conclusie.

"As a general proposition, then, I should say that the Homeric colours are really the modes and forms of light, and of its opposite, or rather negative, darkness. (...) Under the application of this principle, I believe that all, or nearly all, the Homeric words will fall into their places: and that we shall find that the Poet used them, from his own standing-ground, with great vigour and effect."

Die laatste opmerking logenstraft de kleurenblindheid-aantijging perfect. De conclusie komt er na een grondig onderzoek van wat de kleurwoorden dan wél uitdrukken als het geen kleur is.

In de antieke cultuur van Homeros' tijd waren veel van de kleuren die wij normaal vinden in onze omgeving niet aanwezig. Wij leven in een overvloed van artificiële kleuren, al van in de wieg. Die artificiële kleuren, argumenteert Gladstone, waren in Homeros' tijd over het algemeen tussentinten en 'natuurlijke' kleuren (plantaardige pigmenten bijv. op kleding, keramiek), die niet uitnodigden tot het uitdenken van een kleursysteem. Wij zijn nu in staat de tinten, intensiteit en verzadiging van kleuren te onderscheiden (en we proberen het onze peuters zo snel mogelijk aan te leren), maar dat is een verworvenheid die langzamerhand gekomen schijnt te zijn.
Homeros' kleurperceptie had alles te maken met de hoeveelheid licht die op een object valt en dus met intensiteit en verzadiging. (Of light, shadow and darkness thus regarded, Homer had lively and most poetical conceptions.)

Ik heb tijdens het schrijven van dit bericht mezelf voortdurend moeten afremmen om niet veel meer op te schrijven, zo boeiend vind ik de tekst van Gladstone (ik weet het, ik weet het, de gustibus...). Maar ik zal me voor de laatste alinea's beperken tot de paar kleuren waarmee ik begonnen ben. Want wat betekenen die nu?

Over porphyreos is Gladstone duidelijk: het is een donkere kleur. Eerder dan purper, rood, bruin, of zelfs zwart is de zee met dit adjectief dus eerst en vooral een donkere zee. Als er glinsteringen op de zee te zien zijn gebruikt Homeros een ander adjectief.

Chloros is een interessant woord. Gladstone kan ermee perfect illustreren hoe rijk de variatie is die Homeros met zijn (pseudo-)kleurwoorden kan bereiken. De twijgen in Odysseus' bed, die chloras zijn, kun je je onmiddellijk voor ogen halen als fris, vers, jong en groen. Voor Gladstone is het sleutelwoord 'vers', in de betekenis van 'glanzend'. Dit chloras zit hoog op de schaal van lichtheid, neigend naar wit. En honing? Honing is lichtgeel van kleur en glanst. Maar chloros, als het gebruikt wordt als de kleur van een doodsbang gezicht, kun je moeilijk fris noemen. Hier moet het 'bleek' betekenen. Het bevindt zich aan de zwakke kant van de lichtheidsschaal. Een bewijs dat chloros waarschijnlijk nergens 'groen' betekent bij Homeros vindt Gladstone o.a. bij een Griekse auteur drie eeuwen later: Euripides. Die spreekt ergens over αἵματι χλωρῷ (haimati chlorooi), wat je onmogelijk met 'groen bloed' kunt vertalen. Het is vers vergoten bloed ;-)

zondag 12 april 2015

Sociologie en het Imperium Romanum


Een zekere Fouad Gandoul (politicoloog) heeft in Knack op 10/04/15 een artikel gepubliceerd. Ik heb even geaarzeld of ik er hier iets over zou zeggen. Het is zo'n slecht stuk, in alle opzichten, dat ik mijn ogen niet kon geloven. Plaatsen ze tegenwoordig zoiets in Knack? Fouten tegen het Nederlands, die door een eindredacteur eruit gehaald hadden moeten worden (al is het moeizaam waden in de woordenbrij), een chaotische redenering die bevestigt wat hij aanvalt, een nodeloze opeenstapeling van wat vermoedelijk politicologisch vakjargon is, verdraaiing van de geschiedenis om het eigen betoog geldigheidswaarde te geven, een eraan bungelende slotzin met een toekomstvoorspelling, die wordt gebruikt als een soort argument...

Zo, ik hoop dat ik u hiermee alvast voldoende subjectief en negatief beïnvloed heb. Nu moét u wel gaan controleren of ik al dan niet uit mijn nek klets.

Gandoul presenteert een betoog over Belgische Marokkanen in de criminaliteitscijfers. Gezien zijn opleiding en affiniteit - hij is secretaris van EmBeM, ofwel, in goed Belgisch, Empowering Belgian Muslims - een te verwachten onderwerp. In de reacties bij dit artikel vindt iemand dat het 'Marokkaanse Belgen' hoort te zijn. Tot daar aan toe, voor mij zou het eigenlijk of/of moeten zijn, maar anyway, deze mensen worden 'in de visie van Bart De Wever uitgesloten uit de maatschappij en hun sociale segregatie wordt erdoor bestendigd.' (BDW is een van de hoofdpersonen in het artikel.)

En het kan anders. "In het antieke Rome was het mogelijk voor een Noord-Afrikaan (Septimius Severus, 193-211 AD) om keizer te worden van het imperium. Diversiteit was een meerwaarde en versterkte het imperium! De ondergang van Rome kwam op gang door sektarisch geweld, een beklemmend identiteitsgevoel en uitsluitingsmechanismen jegens minderheden (in het bijzonder de Germaanse barbaren)."

Diversiteit, meerwaarde, sektarisch, identiteitsgevoel, uitsluitingsmechanismen, minderheden...
Kan dat wel, Fouad, hier citeren uit een cursus hedendaagse sociologie? Misschien omdat je nooit een cursus geschiedenis gevolgd hebt?

zaterdag 11 april 2015

Sokrates' dood


Interessante video over het schilderij 'De dood van Sokrates' van Jacques-Louis David. Even wennen aan het amerikaanse Engels van de commentator :-)


https://www.youtube.com/watch?v=rKhfFBbVtFg&feature=youtu.be
Foto: http://images.metmuseum.org/CRDImages/ep/original/DT40.jpg

vrijdag 10 april 2015

Cultureel jargon


"De beeldhouwer Polykleitos (...) stelde een canon op dat nu nog altijd op kunstacademies wordt gebruikt." (Inge Schelstraete over de tentoonstelling 'Griekse beeldhouwkunst' in Londen - in De Standaard vandaag).

De kanon gebruiken zou ongetwijfeld wat te riskant zijn.

dinsdag 7 april 2015

Wie zijn de Romeinen?


Een tijdje geleden was ik op dit blog nieuwsgierig naar connecties tussen Mohammed en de Romeinen van zijn tijd.  De 30ste soera in de koran heet ar-Roem, De Romeinen, die in de eerste verzen het voorwerp zijn van een 'wonderbaarlijke' voorspelling. Wonderbaarlijk, omdat al heel snel bleek dat het klopte als een bus:

De Byzantijnen zijn verslagen
in het naastbijgelegen land 
maar nadat zij verslagen werden
zullen zij verslaan over enkele jaren. (30:2-4)

Waarschuwingen en profetieën is waar koranexegeten zich mee bezig houden, omdat precies weten wat Allah wil communiceren in dat boek van levensbelang is voor de gelovigen. Bovenstaande uitspraak was duidelijk te begrijpen qua onderwerp, tijdslijn en gebeurtenis. Maar soms hebben koranverzen het karakter van de raadseltjes waarmee in sprookjes boosaardige dwergen onschuldige mensen kwellen. Dan kom je pas te weten wat ze echt betekenen op het moment dat de profetie uitkomt. Zoals de volgende:

De kamelenherders zullen met elkaar wedijveren in het optrekken van hoge gebouwen en ze zullen erover opscheppen. 
(Aldus de Profeet in al-Boechari 50)

Het betreft hier (bijna) ongetwijfeld, de wedijver op het Arabische schiereiland van de laatste jaren tussen de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië bij het bouwen van wolkenkrabbers van 800 meter en hoger.

Op dit punt gekomen is het misschien nuttig te verduidelijken dat ik geen korankenner noch -gelovige ben. Ik citeer slechts uit enkele mohammedaanse geschriften ;-) Wat ik daarin over de Roem gevonden heb is fascinerend.

De aanleiding voor mijn nieuwe onderzoek naar de Romeinen in de moslimsfeer was een fragment uit het (sorry) ronkend retorische geraaskal van een IS-ploegbaas van een maand geleden. Ik zal het in kleine lettertjes zetten, dan lijkt het beter te behappen (de hele lap vind je hier).

O Crusaders, if you are betting on Salahuddīn, hoping for Mosul, dreaming of Sinjār, al-Hawl, Tikrīt, or al-Hawījah, or dreaming of Mayādīn, Jarābulus, al-Karmah, Tal Abyad, al-Qā’im, or Darnah, or dreaming of capturing a forest in the jungles of Nigeria or capturing nests of wild plants in the desert of Sinai, then know that we want Paris – by Allah’s permission – before Rome and before Spain, after we blacken your lives and destroy the White House, the Big Ben, and the Eifel Tower, by Allah’s permission, just as we destroyed the palace of Chosroes before. We want Kabul, Karachi, the Caucasus, Qom, Riyadh, and Tehran. We want Baghdad, Damascus, Jerusalem, Cairo, Sanaa, Doha, Abu Dhabi, and Amman. The Muslims will return to mastership and leadership in every place. Here is Dābiq, Ghouta, and Jerusalem. There is Rome. We will enter it and this is not a lie.

Ik vroeg mij eerlijk gezegd af wat Rome daar in dat rijtje kwam doen. Het Vaticaan als opperbaas van de kruisvaarders? Het kan. Maar als dit heerschap zijn koran en ahadith een beetje kent zou het wel eens met het volgende te maken kunnen hebben.

De Roem duiken namelijk ook op in (eerder onrustwekkende) voorspellingen over de Laatste Dagen van de wereld, wanneer Allah de mensheid zijn eindafrekening presenteert. (meer hierover)

1. Mohammed heeft zijn volgelingen op een gegeven moment ingelicht dat het volk van de Islam in de Laatste Dagen strijd zal leveren tegen de Roem, en dat zal gebeuren in wat nu noord-Syrië is en Anatolië (Hadith van Muslim 2897). De hadith heeft het met name over Dabiq (zie IS-fragment hierboven). Verder in deze profetie zal het mohammedaanse leger de overwinning behalen en de stad Istanbul innemen.
2. In Muslim 2899 wijst de Profeet richting de Levant en zegt dat de moslims en de vijand daar tegenover elkaar hun stellingen zullen innemen. Men vraagt hem: "Bedoelt u de Romeinen?" Zijn antwoord is "Ja".
3. Mohammed gaat verder met een beschrijving van het gevecht. 'Het is zo verschrikkelijk intensief dat, als een vogel over hun stellingen zou vliegen, hij niet tot het einde ervan zou geraken, maar eerder dood zou neervallen'. (Profetie-uitleggers zien hier een duidelijke vingerwijzing naar luchtbombardementen.)
4. Na de val van Istanboel komt de afwikkeling van de gebeurtenissen van de Laatste Dagen. De Valse Messias verschijnt en zaait verwarring, evenals Gog en Magog, de Roem verliezen Istanboel en na de strijd en chaos zal op de Laatste Dag de mensheid slechts uit een meerderheid van Romeinen blijken te bestaan (Hadith van Muslim 2898). De slechteriken dus.

Dit is het voorbeeld van een voorspelling waarvan wij zeker weten dat die nog niet uitgekomen is. Gelovigen hebben één troost: Allah zal vóór de gebeurtenissen een krachtige wind sturen en hen meevoeren naar veiliger oorden. Zo moeten ze de wereldbrand niet meemaken. Maar er blijft toch één cruciale vraag over.

Wie zijn die Romeinen? 

Vergeet niet: het hierboven beschrevene speelt zich in de toekomst af.
Wie je tegenwoordig als Romein kunt bestempelen is een inwoner van Rome. De Romeinen in Mohammeds tijd waren Byzantijnen en aan hun rijk, zeggen de geschiedenisboekjes, kwam een einde in 1453. Zal 'Europa' of de Europese Unie zich ooit 'Rome' of 'De Verenigde Romeinse Staten' noemen? Een raadspelletje voor wie niets anders omhanden heeft.

Maar als mohammedaan geloof je met hart en ziel dat alles wat in de koran en in de authentiek verklaarde ahadith staat waar is. En als je dan niet weet wie er met die Roem bedoeld worden, hoe kun je je dan voorbereiden op die verschrikkelijke tijden? Misschien is er wat dat betreft licht in de duisternis gekomen.

Op 20 februari dit jaar heeft de gedreven mohammedaan Musa Cerantonio een paper (45 blz.) gepubliceerd met wat volgens hem de oplossing is van het Romeinenraadsel. Ik heb er uitbundig uit geput voor dit artikel. Musa is wel wat ziek in het nadrukkelijkheidsbedje, als het erop aankomt de zuiverheid van zijn geloof te bewijzen, maar het blijft goed leesbaar. U kunt het nu zelf lezen en hier kan ik dus stoppen. Maar daar heb ik even geen zin in. Als ik deze meneer niet correct aanhaal kunt u nog altijd een commentaartje plegen.

Musa is historicus van opleiding (Australië) en pakt de kwestie van de Roem-identiteit analytisch en eliminerend aan. ("What defines Rūm?")

1. Is het een plaatsbepaling? Nee, want die is in de loop der eeuwen geregeld veranderd, verschoven. Trouwens, dat wordt bevestigd door de koran en de soenna (die Roem situeren op de locatie waar het zich bevindt ten tijde van het neerschrijven van de teksten, en daar kunnen eeuwen tussenliggen.)
2. Is het een staatsvorm? Nee, want Rome heeft er verschillende gekend en trouwens, de koran en de soenna zeggen er niks over.
3. Is het een ethnie, of een stam? Voor ons is het antwoord wel duidelijk, maar Musa doorloopt toch de hele geschiedenis vanaf het ontstaan van Rome tot het keizerrijk, vanaf de Sabijnen tot de Daciërs en alles daartussen, om te concluderen: nee. En trouwens, nergens in de koran en de soenna wordt er iets over gezegd, behalve dat de Bani Al-Asfar een Romeinse stam zijn. De wie? Even niet op ingaan, want één stam maakt nog geen hele Roem. Lees de pdf en alles wordt duidelijker :-)
4. Is het de taal? Aangezien het Romeinse rijk twee officiële talen had - Latijn en Grieks - is het antwoord duidelijk. En nergens in de koran en de soenna krijgen we te horen dat Roem een specifieke taal spreekt.
5. Is het godsdienst? Polytheïsme, christendom, judaeïsme, mithraïsme passeren de revue. Dus nee.

Musa heeft duidelijk narratieve talenten, want na heel deze opsomming begon ik toch echt nieuwsgierig te worden naar het juiste antwoord. En dat krijgen we dan op blz.13.
"Rūm is a political state that is identified by nothing other than political affiliation." Dat moet de historicus in hem zijn, het toch niet kunnen laten om moeilijke woorden te gebruiken. Een beetje verderop is hij duidelijker: "Alleen de politieke identiteit is van belang".

Goed. Weten we nu eindelijk wat Roem in de Eindtijd vertegenwoordigt?

Nog 30 bladzijden te gaan en zo lang zal ik het niet trekken. Vanaf nu komt het kort-door-de-bocht-werk. U kunt tenslotte zelf een check doen in de authentieke tekst.

Het is een misvatting dat het Romeinse rijk ophield te bestaan in 1453. De Profeet zelf heeft het over de Roem in toekomstige gebeurtenissen en dat betekent dat er zonder enige twijfel Roem zullen bestaan in de Laatste Dagen en dat zij zijn blijven bestaan onder een nieuwe identiteit. Die identiteit werd a.h.w. 'overgeërfd' door een nieuwe macht.

Hier begint Musa weer met hetzelfde narratieve procédé van eliminatie van mogelijke kandidaten-erfgenaam (er zijn er een paar leuke bij, Rusland bijvoorbeeld), maar dat wil ik hier overslaan en uitkomen bij 'En de winnaar is...':
The successor to the Byzantine Empire and thus the inheritor of the title Rūm was the Ottoman Empire who defeated the Byzantines and absorbed all of their lands, just like the Byzantine Empire absorbed the lands of the Roman Empire.

En als u het niet gelooft: hier komt het bewijs. De eerste ottomaanse heerser Muḥammad Al-Fātiḥ beschouwde zichzelf als de erfgenaam van de Roem-natie en noemde zich keizer van Rome (Qayṣar Al-Rūm) en zijn rijk 'het nieuwe Rome'. Vele eeuwen later noemden mohammedanen Anatolië nog altijd Roem en de inwoners noemden zich Roemi. Zelfs de christelijke patriarch van Konstantinopel erkende namens de orthodoxe kerk Al-Fātiḥ als de Caesar van Rome en het Ottomaanse Rijk als de echte erfgenaam van Rome.

Nog even geduld, we zijn er bijna. En nog niet helemaal, want nu bestaan er geen ottomanen meer. Maar de aap begint uit de mouw te komen. Want wat/wie is de volgende nieuwe politieke erfgenaam? Juist.

De Turkse republiek. Kemal Pasja Atatürk ('one of the most despicable men of recent history' aldus Musa) zette de mohammedaanse ottomanen af en stichtte een seculiere staat, waarbij hij zelfs het westerse alfabet overnam. Onze Musa Cerantonio laat nu op blz. 29 en 30 het masker van de historicus vallen en analyseert het Romeinenvraagstuk als mohammedaanse gelovige.

'De wetgeving behoort onvoorwaardelijk toe aan de Staat' zegt de Turkse grondwet van 1920.
'De wetgeving behoort aan niemand anders toe dan Allah' (Koran 12:40)

Zolang de Roem mohammedaans waren gebleven zou het wel gegaan zijn met de verstandhouding in het Midden-Oosten, maar nu afvalligen de politieke identiteit van de Roem bezitten betekent dat dat de voorspellingen over de Laatste Dagen akelig dichter bij komen.