maandag 21 december 2009

Is het tijd voor een ark?


Vreest gij den wassenden vloed, 
die de wateren stuwt en omhoog drijft,
leef dan behoorlijk en goed,
want dán heb je nog kans dat je droog blijft.

Het vege lijf redden in deze tijden van broeikas en schuldig klimaatverzuim is een vaardigheid die minstens zoveel studie verdient als CO2-uitstootpreventie. Het laatste vergt een schier onmogelijke pedagogische inspanning om het mensdom klimaatcorrecte manieren te leren - wie in het onderwijs staat weet, mutatis mutandis, wat voor een Sisyfusarbeid zoiets is -, terwijl voor het eerste een tamelijk eenvoudig algoritme kan dienen.

Het vege lijf vrijwaren voor de zondvloed doe je met een boot, of, als je wat meer middelen tot je beschikking hebt, leg je stevige dijken aan en evacueer je de bevolking die je zo niet kunt beschermen naar hogergelegen streken. Maar het is altijd nuttig als je goede relaties hebt met het Opperwezen.

Zoals Deucalion en Pyrrha. Die werden op tijd gewaarschuwd door hun (schoon)vader Prometheus dat Zeus absoluut niet tevreden was over de zeden van de mensen. Alleen Deucalion en Pyrrha waren zuiver op de graat en mochten ontsnappen aan wat Zeus van plan was met de mensheid: ondergang. Een god is niet gemaakt om menslievend te zijn. En als hij iets doet is het grondig en radicaal. Ovidius:

Maxima pars unda rapitur; quibus unda pepercit,
illos longa domant inopi ieiunia victu. (Met. I, 311-12)

De meesten kwamen om in de golven; en diegenen die gespaard bleven bezweken door voedselgebrek na lang hongerlijden. 


Deucalion en Pyrrha hadden tijdig een boot gebouwd en strandden veilig op de berg de Parnassus. Zoals Noach op de berg Ararat. Van hem is berekend dat hij zijn cruise van 40 dagen gehouden heeft in het jaar 2349 v.C. (Lees zijn logboek.) Waarmee we misschien tegelijk de boottocht van onze Griekse helden kunnen dateren. En er zijn nog veel oudere verhalen over zondvloeden, waaraan overal ter wereld brave mensen konden ontkomen dank zij de goedgunstigheid van het Opperwezen.

Zo'n megatsunami was blijkbaar een geliefd middel bij de Griekse goden om mensen die zich niet aan hun zedenwetten hielden te straffen: ook Philemon en Baucis, die hen als enigen in hun dorp gastvrij ontvangen hadden, mochten als beloning blijven leven, in schril contrast met de verdrinkingsdood van de mededorpelingen.

De Nederlander Gijsbert Johannes Nolst Trenité, veel bekender als Charivarius, populaire columnist van de Groene Amsterdammer in de 1e helft van de 20e eeuw, heeft deze ovidiaanse 'herscheppingen' in een luchtige vertaling verpakt. Iedere mythe besluit hij met een eigen zedenles, zoals die in het begin van dit bericht uit Deucalion en Pyrrha. Overstromingen vond hij blijkbaar spannend, getuige zijn humoristische 'Het scheepsjournaal van de ark'. De illustraties zijn een geestige aanvulling bij het badinerende karakter van zijn teksten. Ontspannende kerstvakantielectuur.

Het is daarom spijtig dat ik op dit goede gevoel een domper moet zetten. Want ik dien hier Cte vermelden, de allesbehalve badinerende evangelist. Mattheus heeft zich de laatste jaren weer volop in het nieuws gewerkt, op ongunstige wijze weliswaar, met zijn effect. We gaan waarschijnlijk nog veel meer over hem horen, nu de top van Kopenhagen weinig concreets heeft opgeleverd. Want je kunt er niet naast kijken, hij zit in het kamp van de klimaatpessimisten:

Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt. (24:37-39)

Voeg na het uithuwelijken nog toe 'en CO2 uitstoten' (want dat doen we minstens zoveel als eten, drinken en trouwen) en het wordt duidelijk dat de mensheid in zeer slechte papieren zit. In het jaar 1000 verwachtte de christenheid al het einde van de wereld. Dat bleek toen vals alarm te zijn. Maar nu, ongeveer duizend jaar later? Is er iemand die mij kan bewijzen dat het nu niet zo ver is?

Een bewijs vanuit het negatieve kan niet geleverd worden :-) Maar het bewijs dat Mattheus' versie de correcte is, én imminent, ook niet. Laten we dus op zoek gaan naar een voorspelling die ons beter uitkomt en ondertussen sleutelen aan een 21e-eeuwse versie van de Ark, zodat we onze voeten droog kunnen houden - en, voor wie dat een optie is, Charivarius' advies in acht nemen.

maandag 9 november 2009

Onder Trajanus kende het Romeinse Rijk niet zijn grootste uitbreiding


De Boekenbeurs in Antwerpen is een oord waar Dantes Divina Commedia tot leven komt, maar dan wel retrograad.

Je komt binnen in een paradijselijke omgeving waar zover het oog reikt boeken, boeken en boeken staan te blinken onder stralende lampen, heerlijk, en je mag overal aankomen en opendoen en dat zolang je maar wilt. Een klein beetje moeite moet je er wel voor doen, want duizenden mensen rond je en vooral vóór je vermaken zich ook in deze speeltuin. En het stralende licht straalt wel erg hard, merk je opeens, dus doe je je jas uit, maar waar moet je daarmee naar toe? Uit luiheid of gierigheid ga je niet helemaal terug naar de vestiaire en bind je het ding rond je middel, waardoor je in volume toeneemt en zo gemakkelijker in aanvaring komt met de medemens. Na een aantal gangen begint het toch wel erg warm te worden en lijkt het alsof de eindeloze stands alleen nog maar kookboeken of kinderboeken aanprijzen, je voeten beginnen zeer te doen en al dat volk dat ervoor loopt verandert meer en meer in een agressieve meute die er actief op uit is om je in je voortgang te hinderen en met opzet juist voor dat boek komt staan dat je wilde inkijken. Als je na enige moeite een zitje gevonden hebt op de drenkplaats (voor de tweede keer, want de eerste keer wist je niet dat je je drankje zelf moest halen) besef je dat Sartre gelijk had.
L'enfer, c'est les autres.

Ergens tussen hemel en vagevuur, toen ik mijn ogen nog kon focussen, ontdekte ik een reeks boekjes, over de oudheid (in zeer brede zin), die heel vlot weglazen. Dat mag namelijk ook op zo'n boekenbeurs: je kan er een hele tijd in staan lezen en je hoeft ze toch niet te kopen ;-) Ze stonden vol met weetjes en anekdotes, van het genre waarin ook Fik Meijer leuke dingen geschreven heeft, en zoals de publicaties waarover ik hier eerder al iets geplaatst heb.

Jona Lendering heet de schrijver. Waar ik onmiddellijk naar greep was zijn 'Spijkers op laag water - 50 misverstanden over de oudheid', altijd benieuwd naar wat ze me in het verleden wijsgemaakt hebben. Zo blijkt bijvoorbeeld, dat onder Trajanus het Romeinse Rijk niet zijn grootste uitbreiding kende. En ik kan dat hier documenteren met een link, want Lendering is helemaal niet gierig ingesteld - zo van: als je mijn boek niet koopt dan kom je het niet te weten -, integendeel, 25 'misverstanden' zijn hier te ontdekken. Tot mijn verrassing, omdat ik dit niet kende, heeft hij een enorm uitgebreide website, Livius.org, én een blog (samen met Bill Thayer van LacusCurtius) die over dit soort onderwerpen handelen. Ik heb de blog onmiddellijk bij mijn links gezet. Hij blijkt een zeer gretige schrijver te zijn, alles in het Engels, en je kunt soms zien dat het in grote snelheid geschreven is (er staat bijv. ergens seized waar hij ceased bedoelt). Maar rekening houdend met een slordigheid zo nu en dan blijft het onderhoudende lectuur, vaak met verwijzing naar vakliteratuur.

Grappig dat deze oudheidliefhebber het voorwerp is geworden van een vreemde hetze. Hij zou op de paylist staan van de Iraanse islamitische republiek met de opdracht de voorislamitische geschiedenis van Iran te 'belasteren'. Lees ik hier. En er is een heuse petitie tegen hem uitgeschreven met de beschuldiging dat hij een Racist writer against ancient Iran and the Iranian people is. Wat kunnen ze nog meer verzinnen :-)?

zaterdag 31 oktober 2009

Mohammed en de Romeinen


Dit onderwerp was iets waar ik een tijdje geleden niets over wist. Nu denk ik er iets over te weten. Maar er zal ongetwijfeld een socraat opduiken die mij met welgekozen argumenten terug naar mijn uitgangspunt zal praten:-) Dat ik eigenlijk niets weet.

Want het grootste deel van de documentatie die ik gevonden heb kan niet bepaald omschreven worden als wetenschappelijk onderbouwd, objectief of sereen. En bij dat kleine deel dat mij wel die kenmerken lijkt te vertonen ben ik niet in de positie om te verifiëren of dat wel zo is. Wat ik hier dus ga neerschrijven moet in dit licht bekeken worden: het zijn citaten die via de zoekmachine op mijn computerscherm terecht kwamen, waarbij ik soms mijn koran ter hand genomen heb om bepaalde verwijzingen te controleren. Die koranvertaling, gratis gekregen in de boekhandel een paar jaar geleden, is bewerkt door o.a. Hans Jansen, waardoor ik een zeker vertrouwen heb in de degelijkheid ervan. Maar op internet zijn er nog ettelijke andere koranvertalingen te vinden, die voor eenzelfde passage telkens verschillende bewoordingen weten te vinden. Ik heb die citaten zonder onderscheid overgenomen.

Er wordt algemeen aangenomen dat Mohammed geleefd heeft van 570 tot 632 o.t. - àls hij bestaan heeft. Eigentijdse historische bronnen bestaan er niet. Aan zijn bestaan wordt niet getwijfeld door een Herman H. Somers, psycholoog, die in de overleveringen (hadiths) van de uitspraken van Mohammed een consistent beeld vindt van een paranoïde persoonlijkheid, waaruit hij concludeert dat zo iemand echt bestaan kan hebben. Hans Jansen, arabist, speelt dan weer met een filologische hypothese dat de historische Mohammed zijn naam en eretitel Rasoel Allah (profeet/gezant van God) uit de christelijke liturgie verkregen zou hebben, via Arabische grenssoldaten in christelijke dienst, de grens namelijk tussen het christelijke Oost-Romeinse rijk en het Arabisch gebied.

Waarmee we bij de Romeinen zijn aanbeland. In Mohammeds tijd had je enkele zeer grote spelers op het wereldtoneel: de Perzen en de Oost-Romeinen, die eeuwen lang legers op elkaar afgestuurd hadden en dat zouden blijven doen tot 650, als heel het Perzische Sassanidenrijk veroverd wordt door wat nog maar een paar decennia daarvoor een onaanzienlijk Arabisch volk was. Hierboven ziet u het Byzantijnse rijk omstreeks Mohammeds geboorte (en die is te situeren ergens ten zuiden van het witte stukje land rechtsonder waar de Chassanidische stammen wonen).

Wat vinden we in de koran hierover? De koran, op schrift gesteld nà Mohammeds dood, bestaat uit 114 soeras (hoofdstukken), waarvan de dertigste ar-Roem genoemd wordt, 'de Romeinen'. Dat betekent niet dat heel deze soera over de Romeinen handelt, maar wel één van de eerste verzen, zoals dat gebeurt met de naamgeving van iedere soera. In 615 had Mohammed de openbaring van deze soera ontvangen. Mijn huiskoran formuleert het zo:

De Byzantijnen zijn verslagen
in het naastbijgelegen land
maar nadat zij verslagen werden
zullen zij verslaan
over enkele jaren. (30:2-4)

Het commentaar hierbij vraagt zich af: 'Gaat het in dit vers om de nederlagen van de Byzantijnen in de strijd tegen de Perzen waarbij o.a. Jeruzalem in 614 in Perzische handen viel? In ieder geval heroverde de Byzantijnse keizer Heraclius Jeruzalem in 622, het jaar van de hegira' (= de vlucht van Mohammed van Mekka naar Medina, het jaar waarop de mohammedanen hun tijdrekening laten beginnen).

Aansluitend hierop vond ik deze bron, die een hadith over deze soera becommentarieert. Kort gezegd komt het erop neer dat Mohammed in deze verzen een verbazende profetie uitspreekt, die uitgekomen is, rekening houdend met de filologische interpretatie van het woord dat hierboven vertaald is met 'enkele': dit kan slaan op een periode van 3 tot 9 jaar.

Je wordt wat duizelig van de geschiedenis van de troepenbewegingen van de Perzen en de
Byzantijnen. Het lijkt alsof de Byzantijnse keizer en zijn generaals nauwelijks thuis geweest zijn met oorlogen op verschillende fronten tegelijk. En in een kleine 10 jaar tijd hadden de Joden in Jeruzalem het twijfelachtige genoegen driemaal veroverd te worden, waarbij de Byzantijnen het minst vriendelijk geweest schijnen te zijn. Nog recent werden ze daar aan Heraclius herinnerd, bij een vondst van 264 gouden munten met zijn beeltenis op. In 638 kreeg Jeruzalem dan weer de Arabieren als permanente inwoners over de vloer en het zou tot 1099 duren voor daar verandering in kwam.

Aan Heraclius herinneren ook enkele overleveringen , met name dat Mohammed brieven geschreven zou hebben aan alle belangrijke staatshoofden van die tijd. Over zijn brief aan de keizer van Byzantium doet deze site uitgebreid verslag. Terwijl de koning van Perzië een dergelijk schrijven verontwaardigd verscheurd had, zou Heraclius welwillend gestaan hebben en zich in het geheim bekeerd hebben tot de islam. Er zijn veel plaatsen waar ik dit gevonden heb, maar uit welke hadith het verhaal komt heb ik tot nu toe niet achterhaald.

Rond 630 heeft Mohammed nog twee veldslagen willen/laten uitvechten met de Romeinen, waarvan hij de eerste (bij Moeta) bloedig verloor en de tweede (bij Taboek) niet doorging omdat er geen Romeins leger kwam opdagen.

Ik wil terzijde toch even Koran 18:83-98 signaleren waar het gaat over Dzoel Qarnain (de gehoornde). De naam wordt op allerlei manieren getranscribeerd. En het gaat niet over een Romein - vergeef me deze uitweiding - want het gaat over Alexander de Grote.
Ongelooflijk interessant hoe deze passage uit een Alexanderroman in de koran is binnengeslopen. En voor heel wat discussie heeft gezorgd onder mohammedaanse exegeten. Hier ook op een discussieforum, waar met handen en voeten wordt uitgelegd dat het niet over dé Alexander gaat. Er zijn overigens nog heel wat meer voorislamitische invloeden in de koran te vinden. Daarover vond ik hier een uitvoerige tekst, waaruit ik heel wat bijgeleerd heb.
----------------------
P.S. Hier een soort vervolg op dit bericht.

maandag 7 september 2009

Romeinse portretschilderkunst


In De Morgen van 5 september las ik (p.54) iets interessants over portretschilderkunst. 'Tijdens de Qingdynastie had een Europees schilder, Giuseppe Castiglione, (...) een schilderij gemaakt van de Chinese keizer Qianlong. Toen het schilderij klaar was, bleek dat de schilder vele schaduwen en lijnen had geschilderd om het gezicht van de keizer realistisch te maken en diepte te geven. Dat had men in China nog nooit gezien. Als een persoon schaduwen had op een schilderij, betekende dat een slechte lotsbestemming. Chinese portretten waren vlak, tweedimensionaal en geïdealiseerd.'

Toch merkwaardig, als je bedenkt dat de Chinezen wel degelijk op een realistische manier mensen afbeeldden, zij het dan driedimensionaal, in een beeldhouwwerk. Denken we maar aan het terracottaleger van Xi'an. Terzelfdertijd waren de Grieken al in hun 'hyperrealistische' periode en kregen de Romeinen de smaak ervan te pakken.

Maar op een plat vlak de illusie wekken van diepte lag voor de Chinezen blijkbaar anders. Al in de 5e eeuw v.o.t. had ook de Griek Plato zijn afkeuring te kennen gegeven over dit visueel 'bedrog', daarmee indirect bevestigend dat de Griekse kunstschilders hun stiel door en door kenden. Jammer genoeg zijn verf en dragers van minder duurzaam materiaal en is er quasi-niets van die hele Griekse schilderkunst overgebleven, afgezien van enkele fresco's. Van de vaasschilderkunst dan weer wel, maar daarin heb je nauwelijks een driedimensionale illusie. Griekse schilders waren volop gewild bij de Romeinen (dit geldt ook voor de dokters, wat dan het verschil zou betekend hebben tussen overleven en een natuurlijke dood sterven :-) en de bekende fresco's uit Herculaneum en Pompeii bijvoorbeeld zouden 'Grieks' zijn.

Om het zwart-witplaatje te vervolledigen moet ik nu die kunsttak noemen die als 'exclusief Romeins' wordt bestempeld: het realistisch portret - in de beeldhouwkunst. Het is natuurlijk gemakkelijk om alles in vakjes in te delen en inderdaad, sinds de Romeinen hun stempel stevig gedrukt hadden op 'groot-Europa' vind je die bustes met rimpels en asymmetrieën overal in de voormalige Romeinse invloedssfeer terug. Zoals je daar ongetwijfeld ook geschilderde realistische portretten met driedimensionale illusie had kunnen vinden, als het materiaal niet zo vergankelijk was geweest. Al of niet geschilderd door Grieken.

We weten dat, omdat er honderden realistische portretten gevonden zijn, wel niet in het 'stamland', maar in een Romeinse provincie waar de klimatologische omstandigheden zo gunstig zijn geweest dat hout en verf geconserveerd bleven: in Egypte, meer bepaald in de Fayoumstreek. Men is er deze mummieportretten beginnen schilderen nadat de Romeinen Egypte veroverd hadden. De productie blijkt gestopt te zijn ca. 250 o.t. Er wordt algemeen aangenomen dat deze portretstijl in zwang was rond heel de Middellandse zee, o.a. door een vergelijking met bewaarde fresco's uit die tijd. Er zijn er prachtige bij, waar de diepmenselijke uitdrukking van alle tijden is.

Blijkbaar is dit soort realistische portretkunst typisch voor de Westerse cultuur en vinden we - alweer - de roots bij de Grieken en Romeinen. Zelfs de stijl van schilderen loopt gelijk: vergelijk de naast elkaar gezette penseelstreken, die de lichte partijen accentueren, links (Tiepolo) en rechts (Fayoum-mannenportret). Klikken om te vergroten.

donderdag 13 augustus 2009

Dorische orde



In 550 v.o.t. bouwden de Grieken in Korinthe een tempel voor Apollo volgens de eerste klassieke bouworde, de Dorische. Millennia lang hebben toeristen dit bouwwerk bewonderd, in de antieke periode waarschijnlijk op hun weg naar het hoger gelegen heiligdom van Aphrodite, om zich daar haar rituelen te laten welgevallen.

Zeven zuilen staan er nog, ruig, verweerd, en we hebben geleerd om dit mooi te vinden. Als daar een ongerepte tempel stond zouden we niet geloven dat die 'echt' was. Die hoort in het verleden thuis. Een 20ste-/21ste-eeuwse zienswijze. We willen ons inbeelden wat er echt geweest is. Zoals een trend in de hedendaagse kunst. Die hangt/staat erbij zoals de Dorische zuilen van Korinthe, als een vage schaduw van 'iets echts' dat we onder het raadselachtige en vervormde mom moeten vermoeden. Als we het niet direct snappen staat er wel een kunstpaus klaar die het ons haarfijn zal uitleggen.

Maar niet Roy - sweet dreams baby - Lichtenstein. Die schiet met zijn Temple of Apollo (1964) recht in de roos, zonder verduidelijkend gezwets. Dàt is ons beeld van de oudheid, een (en we moeten het woord durven gebruiken) kapotte tempel, tot icoon verheven. Lichtenstein is nog mild geweest: afgezien van een paar stukjes uit de zuilen staat die er stralend wit bij, op een gaaf, zij het beperkt, voetstuk. En waar in het echt de Korinthische abaci afgebrokkeld zijn, heeft hij ze hier netjes in het vierkant weergegeven, zoals het hoort in de Dorische orde.

Bij de vorm van de zuilen is hij dan weer niet zo orthodox geweest en heeft hij zich geïnspireerd op de toeristische folders waarin je slanke Ionische zuilen tegen een paradijselijk blauwe achtergrond aantreft. Die Dorische zuilen zouden bij de allereerste tempels boomstammen geweest zijn en de latere stenen exemplaren behielden die vorm: breder tot het midden en dan smaller wordend naar boven toe. Ze bestonden meestal uit op elkaar gezette 'trommels', maar die van Korinthe zijn monolieten. Ook de toeristische van Lichtenstein, zo te zien.

Tot zover over de 20ste en 21ste eeuw. De 19e daarentegen...

Vergeet de Renaissance en het Classicisme, dat waren intellectuele en modieuze stromingen. In de 19e eeuw dweepte men met de oudheid. Het verheven ideaal van een klassieke voortijd werd innig en diep doorleefd in het Duitse Idealisme en de Romantiek. Of wat men zichzelf inbeeldde rond de zeven zuilen van Korinthe. En als je dan ook nog over geld beschikte, dan was de weg vrij naar een nieuwe klassieke verlichting, waarin de volksziel opgeheven werd naar het niveau van een klassieke cultuur. En Ludwig van Beieren had geld, toch nadat pa en Napoleon het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hadden. Hij was ook diep doordrongen van de grootsheid van zijn cultuur, de Germaans-Duitse. Daarvoor kon alleen het verhevenste symbool staan: een Dorische tempel zoals het Parthenon.



Vanuit Regensburg kun je met de boot naar Donaustauf varen en daar na een klim het Walhalla bereiken. Maar het was die dag 'ein Wetter um junge Helden zu zeugen' en wij verkozen de auto - veel dichter bij en enkele liters zweet minder.

'Walhalla' is in de Germaanse mythologie de plaats waar de zielen van de doden naar toe gaan, zoals de eeuwige jachtvelden van de indianen, of de Elyseese Velden van, ja inderdaad, de antieke Grieken. En in dit Walhalla bevinden die Germaanse zielen zich ook, toch de aanzienlijkste, opgeborgen in hun smetteloos witte borstbeeld: de ogen leeg, niet beschilderd, zoals men zich het Griekse ideaal inbeeldde. Voor de duidelijkheid: Ludwigs Duits-Germaanse ruimte is behoorlijk ruim opgevat. Ik heb dus een eerbiedige groet kunnen richten naar Peter Paul Rubens, Memling en Van Dyck, Michiel de Ruyter en Maarten Tromp, en nog enkele andere Nederduitse groten. De heldenreeks wordt ook voortdurend aangevuld, bij besluit van de Beierse ministerraad. Zo vind je er nu bijv. Albert Einstein, en, als voorlopig laatste, Sophie Scholl*.

Als het de bedoeling van een kunstwerk is om verwarring te stichten en vaste ideeën overhoop te halen, dan komt dit Dorisch monument in zijn Germaanse parallax daar dicht bij in de buurt. Ik was langs achter toegekomen en had een goed zicht op het achterfronton, met zijn mooie Griekse reliëfs - dacht ik toch, tot ik beter toekeek :-)

(klikken en scrollen) 
---------------------------------------------
* [Sophie Scholl was een studente in München in de nazitijd die verzet pleegde en daarvoor geëxecuteerd werd. Het blijft nuttig alert te zijn en niet toe te geven aan een misschien natuurlijke neiging om de geschiedenis te comprimeren tot Ludwig en Hitler samenvallen. Schwärmen met een geselecteerd verleden is een steeds terugkerend verschijnsel. Dat dit in de nazitijd een element was in de gruwelijke ontsporing van een volksgroep stemt tot nadenken, maar wijst daarom nog niet op een vast oorzakelijk verband.]
.

zaterdag 18 juli 2009

Obama-Socrates summit

U.S. Senate in upheaval? You can't say the guy is not resourceful ;-)

.

zondag 21 juni 2009

Iran: Plato's staat?


Of de huidige revolte in Iran zal leiden tot een revolutie, daar zijn analisten het niet over eens, maar de betogende mensenmassa's lijken toch wel een verbetering van de samenleving te verwachten van hun boegbeeld, Moussavi. En of dat een realistische inschatting is durven diezelfde analisten te betwijfelen, want Moussavi is een trouwe aanhanger van de denkbeelden van die andere Moussavi, beter bekend als ayatollah Khomeini.

De man die in 1979 de grondwet van de Iraanse islamitische republiek invoerde zou zijn inspiratie bij Plato gehaald hebben. "Hij liet zich al van tijdens zijn religieuze studentenjaren in de heilige stad Qom inspireren door de Staat van Plato en de Theologia Aristotelis. Ze overtuigden hem van het concept van de wijze en deugdzame leider die zijn gemeenschap naar een beter leven zal gidsen. Die visie sluit aan bij de denkbeelden van al-Farabi (870-950) en Ibn Arabi (1165-1240), die de leider zien als een perfecte man zonder zonde, vol wijsheid en kennis van het goddelijke, kortom de viceregent van God op aarde." (C. Vuylsteke, DM 17/6 en bijv. ook hier en hier)

En ja, Iran kent inderdaad een strikte hiërarchie, zoals in Plato's staat. Bovenaan vind je de 'koning-filosoof/theoloog', met juist onder hem zijn Wachters, die absolute macht hebben op religieus en juridisch vlak. Daaronder wordt een 'democratie' geduld, zolang die in het spoor loopt van de hoogste Denker.

Door de eeuwen heen is er heel wat kritiek geuit op dit elitaire 'fascistische' staatsmodel van Plato. Ik heb De Staat nog eens schuins doorgekeken. Verander het woord 'filosofie' door 'godsdienst' of 'ideologie', en heel wat onaangename dictaturen uit de geschiedenis komen in het geheugen bovendrijven. Toch wil ik (als een positieve noot) een verrassende uitspraak citeren die in het Griekse mannenwereldje van toen niet vanzelfsprekend geweest moet zijn, en wil ik even mijn ergernis over de laatste zinsnede inslikken (niet de enige 'objectieve' bewering in het oeuvre van de meester ;-)

"Dan is er ook, mijn beste, in het bestuur van de staat geen enkele taak speciaal weggelegd voor de vrouw als vrouw of voor de man als man. In beide heeft de natuur haar gaven op gelijke wijze uitgestrooid, en zowel de vrouw als de man is door de natuur tot alle taken geroepen, al dient erkend te worden dat de vrouw in alle moet onderdoen voor de man." (Staat, V, 455 d-e)

En in verband met de opleiding van de vrouwen, samen met de mannen - hier over de sportbeoefening, die bij de Grieken naakt gebeurde:

Kleren uit dan! dat zal ook gelden voor de vrouwen van de wachters. Hun deugd zal immers hun kleren vervangen. (Staat, V, 457 a)

Deze citaten zijn ayatollah Khomeini klaarblijkelijk compleet ontgaan zo te zien aan zijn ideale islamitische republiek van nu.
.

dinsdag 19 mei 2009

Bertus Aafjes en Piet Worm
vluchten voor de nazistorm

Als allochtone student in Vlaanderen zat ik - in mijn eerste jaar universiteit in Gent - iedere woensdag om acht uur 's morgens in de les van Van Werveke, Geschiedenis van België. Hij had auditorium E tot zijn beschikking, het grootste van de Blandijnberg en je had een kanon kunnen afschieten zonder iemand te raken, tenzij je op de voorste drie middelste rijen had gemikt. Alleen nerds vond je daar, op een uur dat iedereen zich nog eens omdraaide in bed, na een avondje Zolder of Kelder, - én de Belgische-geschiedenis-compleet-onkundigen. Ik leerde er voor het eerst over Boudewijn met de IJzeren Arm, en dat de Belgische opstand van 1830 een vrijheidsstrijd was :-) Want terwijl mijn peers dit al hadden herkauwd in de geschiedenislessen lager en middelbaar, was in ditzelfde soort lessen bij mij slechts de 'Vaderlandse' erin gedrild en die bleek maar een heel vage afspiegeling van de Belgische. Zelfs mét een Belgisch paspoort en ondanks beneden de Moerdijk op school geweest: de Hollandse saus was het enige dat ik meegekregen had.

Het klinkt misschien wat te denigrerend voor het plezier dat ik als kind gehad heb aan die geschiedenislessen. Claudius Civilis, Jacoba van Beieren, Kenau Hasselaar, Het volk was redeloos, de regenten radeloos en het land reddeloos - de rij is lang, met stuk voor stuk bouwstenen van een identiteitsbesef dat als gemeenschappelijk wordt aangevoeld van het Noorden tot het Zuiden des (Neder)lands. Een canon. Iets daarvan vind ik (in mijn huidige ethnie) terug bij Jan Breydel en Pieter De Coninck (ook die verhalen verslond ik als kind). Het is geen lange reeks, maar misschien heb ik mijn Van Werveke onvoldoende fanatiek van buiten geleerd - voor dit soort geschiedenis moet je de onbevangenheid van een kind hebben. Ze wordt dan ook afgedaan als onwetenschappelijk. 'België' heeft voor mij geen nationale geschiedenis van betekenis - 178 jaar is wat kort; ofwel heb ik die verhaaltjes gemist. Wie weet maakt deze vage identiteit het jonge rijkje België wel bij uitstek geschikt om als Europees centrum te dienen.

Verder waag ik me niet in dit mijnenveld, waar ik ongetwijfeld afgeschoten zal worden nog voor ik een meter gevorderd ben.

Dus liever terug naar de onschuldige jeugd, bezaaid met helden en spannende gebeurtenissen, zoals verteld door de onderwijzer. En zoals verteld en getekend door Bertus Aafjes en Piet Worm in hun Vrolijke Vaderlandse Geschiedenis. Het verraste mij dat ik bijna* geen toespeling kon vinden naar dit werkje in de recensies en aankondigingen van de twee publicaties (2005 en 2006) die op dezelfde manier zijn opgevat: de Rijmkronieken van Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie. In sinterklaasverzen wordt er de Nederlandse geschiedenis op een humoristische manier verteld, in het laatste geval met allerlei toespelingen voor de 'grote mensen', in het eerste geval helemaal voor de (lagereschool-) kinderen bedoeld. De tekeningen van Piet Worm zijn ronduit schitterend. En blijkbaar is deze publicatie van 1948** compleet vergeten.

Ik had een opa, gepensioneerd onderwijzer, die graag boeken maakte en inbond. Zo is de Vrolijke Vaderlandse Geschiedenis uit de Volkskrant in onze boekenkast terecht gekomen en platgelezen. En bewaard. Ik vind het mijn plicht dit pure plezier opnieuw wereldkundig te maken. Hier*** vindt u het op internet. Maar omdat dit een blog is over o.a. de Romeinse oudheid, zal ik ook nog een citaat afdrukken i.v.m. die vroegste Nederlandse geschiedenis uit de VVG. Dan krijgt u gelijk een idee over de lichtheid en speelsheid waarmee Aafjes dit geschreven heeft. Waarschijnlijk heb ik hier voor het eerst kennis gemaakt met de klassieken :-)

Vijftig jaar voor Christus kwam
Hier een Zuidelijke stam,
Die, zoals wij al wel weten
De Romeinen wordt geheten,
Daar zij uit de buurt van Rome
Met hun legers zijn gekomen;
Caesar, een geducht Romaan,
Voerde deze troepen aan.
Vechten was zijn lust en leven.
Hij heeft ook een boek geschreven,
Waaruit wij dit alles weten.
Dit wordt onze bron geheten
Wijl men, als het ware, kon
wijsheid putten uit een bron
.
Maar wij zijn nog veel te klein
En verstaan nog geen Latijn.
Als wij echter duchtig leren,
Kan ook deze kans verkeren;
Wij behalen dan de prijs
Van het Hoger Onderwijs:
Daar leest men met animo,
In "De Bello Gallico".
----------------------------
* Hier een bericht met een toespeling. De term 'braaf' is wat flauw. Er wordt niet vermeld dat Aafjes' versie voor kinderen is en die van Van Wissen en Rawie voor volwassenen.
** In 1958 is de VVG in boekvorm uitgegeven, met toevoeging van een aantal kleurtjes en blijkbaar een uitbreiding, of herschikking, voor zover ik dat op internet kon zien.
*** Als u op F11 drukt krijgt u de best leesbare versie op uw scherm, doordat de bovenste en onderste balken verdwijnen. Ze worden weer zichtbaar als u de cursor naar de bovenkant van het scherm beweegt, of opnieuw F11 drukt.
26/5 In de titel beeldenstorm veranderd in nazistorm. Dat herinnerde ik mij blijkbaar niet zo goed ;-)
.

dinsdag 12 mei 2009

Latijnse spreuken


Dit kemeltje heeft het weblog gelezen van Marc Vanfraechem, waar het met plezier naar verwijst. Het gaat er over de bekendheid van, en met, Latijnse spreuken.

zaterdag 9 mei 2009

Fluitende spinnen


De Morgen, 8 mei 2009:
'De Noord-Australische stad Bowen houdt de adem in voor giftige spinnen die zo groot zijn als een schoteltje. (-) De onwelkome gasten dragen de Latijnse naam Phlogius crassipes omdat zij luide fluitgeluiden maken wanneer zij zich bedreigd voelen.'

--------------------------------------------------------------------------
(phlogius = brandend; crassipes = met dikke poten)

.

De nieuwe Stoïcijn


Een stoïcijn, volgens Van Dale, is iemand 'die leed en pijn onverstoord en zonder klagen draagt'. Stoïcijns is 'onverstoorbaar, gelijkmoedig, onaangedaan, gelaten'. Het is altijd nuttig in deze tijden van taalverandering en spellingsaanpassingen even bij de laatste Van Dale te checken of nieuwe betekenissen dit monument van het Nederlands zijn binnengedrongen. Zo te zien niet.

Dan heb ik een paar dagen geleden denkelijk een nieuwe betekenisdraad ontdekt. Het NRC Handelsblad (3 mei) had een kop Stoïcijns tegendraads beleggen. 'Stoïcijns tegendraads': gaat perfect, zolang je je emoties bij dat 'tegendraads' niet de bovenhand laat krijgen. En op die manier beleggen, met het hoofd koel en wel beredeneerd tegen de stroom in: past prima in het plaatje. Ik had de bladzijde al weer bijna omgeslagen, want van beurs- en koersgedoe heb ik niet veel verstand. Maar mijn taaltuinkabouter wilde meer. En kreeg meer.

"In de chaos op de beurzen die veel fondsen fataal werd, zag Transtrend stoïcijns de rendementen oplopen (stoïcijns in de klassieke betekenis dus, met Transtrend als een hedgefonds-personage: kan). De truc? Scheid het kuddegedrag en de emoties van de beleggers van de algoritmen die systematisch de trends op de beurzen berekenen. Sluit iedere menselijke factor uit en maak de computer de baas. (-) Het systeem houdt nauwlettend de trends in de gaten en spuugt drie keer per dag signalen uit die worden omgezet in aan- en verkoopopdrachten. Heel gedisciplineerd, zonder emotie."

Wij hoeven dus niet meer voorrang te leren geven aan de rede en werken aan het beheersen van onze emoties, om zo een betere (beurs)mens te worden. Nee, zo'n levensvorm kan dan nog altijd een ongeleid projectiel blijken te zijn. Een risicofactor die nu gelukkig uitgeschakeld kan worden door de Nieuwe Stoïcijn, de computer :-)

woensdag 22 april 2009

Piraterij in de Romeinse oudheid


Van de historicus Bart De Wever heb ik al eens eerder een tekst gesignaleerd, en dat doe ik nu weer, een opnieuw vlot geschreven artikel in De Standaard (21/4/09) over piraterij in de Romeinse oudheid, onder de titel 'Een oud zeer'. I.v.m. dit onderwerp kan ik ook nog verwijzen naar een stukje op mijn website in het hoofdstuk 'Een schurk als gouverneur', over de beruchte Verres, beklaagde in de enige rechtzaak waar Cicero als aanklager optrad:

De kuststreken van Sicilië hadden veel last van piraten. Daarom rustten de gouverneurs ieder jaar een vloot uit om het handelsverkeer te beschermen. Dit werd bekostigd door de kuststeden, die gewoonlijk ook een schip leverden, manschappen en voorraden inbegrepen. Maar voor Verres hoefde zo’n schip niet als hij voldoende steekpenningen van de kuststad kreeg. De bemanning, d.w.z. ieder die ervoor betaalde, mocht van hem afmonsteren. Op een gegeven moment werd de vloot – die onder het opperbevel stond van een Syracusaan, niet een Romein zoals behoorde – aangevallen in de haven van Pachynus. De Syracusaan was een onbekwame bevelhebber en zijn vloot was compleet onderbemand door Verres’ bemoeiingen. Twee schepen werden buitgemaakt, de rest van de vloot brandde uit. De piraten konden veilig ontkomen. Verres echter dwong al de kapiteins van de vloot een document te ondertekenen waarin ze verklaarden dat de oorzaak van deze ramp niet lag bij de uitrusting of bemanning van de schepen, want dat die perfect in orde was geweest. Daarna liet hij hen ter dood brengen.

Aanleiding voor het schrijven van De Wevers stukje zijn de scheepskapingen door Somalische piraten, die de laatste tijd voortdurend in het nieuws zijn. Hij ziet opvallende overeenkomsten tussen hen en die oude spitsbroeders. 'Geruïneerde mannen van alle naties' noemt hij hen, in navolging van Mommsen. En hij suggereert dezelfde 'realpolitieke' en barmhartige oplossing voor het probleem zoals toen Pompeius doorvoerde. Benieuwd wat de VN-conferentie over Somalië ervan zal maken.

donderdag 16 april 2009

Dj Kant en een socratische geur van heiligheid

NRC-Handelsblad: "Filosofie is geen strenge wetenschap meer maar een themafeest voor tv-shows en dagtrips. Met dj Kant dansen op het lijk van de academische wijsbegeerte" (titel van een artikel van Menno Lievers, 11-04-2009). Een wat sombere filosoof Lievers over de verwording van de academische filosofie: sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw zijn er geen filosofische werken meer verschenen die echt iedereen die in het vak werkt gelezen moet hebben. Alles staat op internet, ongecontroleerd veelal, zonder dat de leek kwaliteit kan onderscheiden van 'speculatieve pseudowetenschap'.

En het is een zeer van deze tijd: "De wil om ergens moeite voor te doen, om te worstelen met een filosofische tekst in de hoop erin door te kunnen dringen om zo inzicht te kunnen verwerven, ontbreekt. De media versterken dit. Het moet leuk zijn en vlot. Het mag best een beetje filosofisch, mits de stelling maar door een peiling en een panel beantwoord kan worden."

April, de maand van de filosofie, mag dan al aanleiding zijn tot overpeinzingen waarin internet en media een ondersteunende rol spelen in de teloorgang van de Wijsbegeerte: een blik op een pre-internettekst (ten bewijze hiervan: de spelling :-) doet vermoeden dat dergelijke pseudowetenschap geen exclusief product is van onze tijd. Mijn leerlingen kregen hem voorgeschoteld als we Plato's Apologie van Sokrates lazen, om er hun analytische vaardigheden eens op los te laten:

Geen twee namen hebben voor onze Westersche beschaving meer te beteekenen gehad dan deze: Jezus en Sokrates. Van geen van beiden bezitten we een letter schrift. Jezus kennen we slechts door de niet geheel overeenstemmende evangelisten, Socrates kunnen we bijna alleen benaderen door twee zijner leerlingen, die elk een anderen Sokrates te aanschouwen geven: den lager staanden, praktischen Xenophoon en den eminent-begrijpenden, maar dichterlijken Platoon.
Jezus en Sokrates. Welk een overeenkomst - maar, ook, welk een verschil! Beiden
gemeen was de zekerheid, die alleen daar ontkiemen kan, waar klaarheid het levenspad verlicht en nadervoert tot het eens gestelde doel, rechtuit, met vasten tred. Beiden werden door de meerderheid gedoodvonnist. En beider dood staat vóór ons in het felste licht: een slottafereel, welks werking de eeuwen trotseerde. Het verschil gaat dieper: de een fantastisch, wonderen doende, troostend met al de ingevingen eener dichterlijke fantazie, de ander van poëzie veeleer afkeerig, prozaïsch koel in den strijd tegen alle roerselen des gemoeds welke den geest afleiden van zijn taak, die is bevrijding uit de macht der aandoeningen: ze niet verloochenend, maar ferm in de oogen ziende, ze niet doodend, maar onder alle omstandigheden beheerschend. De een suggereerend een gelooven, de ander een dwingeland in het denken; de een zich richtend tot de verbeelding, de ander tot het nuchter verstand. Jezus predikte naastenliefde, Sokrates dwong tot zelfbezinning. Jezus en Sokrates, dat beteekent het contrast van geloof en wetenschap; een contrast, dat de zwakste van de twee steeds weer tracht te overbruggen of te verdoezelen....

De auteur (ik weet niet meer wie), sprekende in termen van 'den lager staanden Xenophon', is duidelijk nog niet gehinderd door enige politieke correctheid, maar dat kom je in de hele vroegere vakliteratuur tegen. En het moralistische toontje, de geëxalteerde idealisering - je zult het in hedendaagse filosofische teksten waarschijnlijk niet vinden. Maar deze tekst (die ik gevonden heb in een seminarie klassieke filologie - maar niet van UGent!) biedt ook een duidelijk voorbeeld van de 'praat-voor-de-vaak'-argumentatie waarmee Sokrates steeds maar weer in één rijtje met Boeddha en Jezus geplaatst wordt. Nuttig dus als apotropaion :-)

Een contrast (maar daarom nog niet een verademing) met deze sacralisering van het 'filosofiebeest' Socrates biedt dan weer een publikatie die tien jaar geleden door de krant De Morgen aan de scholen aangeprezen werd. Met 'Het verhaal van de filosofie, 2500 jaar westers denken' wilde Jongeren & Media jonge mensen op een ludieke manier kennis van de filosofie bijbrengen. Prijzenswaardig natuurlijk, totdat ik het filosofiepaspoort in handen kreeg, een vragenlijst waarbij je jezelf kunt testen over wat je zoal geleerd hebt. En waarbij ik mij afvroeg wàt hen precies over Sokrates voorgeschoteld was: "Hij was verre van mooi. Alle afbeeldingen van hem tonen een man met een mopsneus en een hondenkop. Hij had veel gevoel voor humor en ironie en had een grote persoonlijke uitstraling" (in het hoofdstuk 'Wie is wie?').
Hondenkop?

maandag 6 april 2009

Penelope meets Agamemnon


"...is die Donnapresentatrice gewoon een Penelope die gewoon zit te weven en te breien totdat het echte spel kan beginnen, totdat Agamemnon thuiskomt..."
Claude Blondeel in Mezzo, Radio 1, 6 april 2009
Best je mythologie nog eens opfrissen, Claude.

woensdag 18 maart 2009

Memoria en synesthesie


Dit wordt een bericht over het synesthetisch aspect van de geheugenkunst, maar eerst wil ik een paar algemene bedenkingen kwijt. In een drietal paragrafen.

De geheugentechniek die ieder schoolkind in mindere of meerdere mate toepast(e) heeft in onze taal de naam van 'ezelsbruggetje' gekregen. Daar horen geheugen en onthouden in de schoolse opvatting blijkbaar thuis: bij de (domme) ezels - de slimmeriken hebben het na één keer horen al mee. Als ik mijn leerlingen vroeg naar de methode waarmee ze hun Latijnse of Griekse woordjes van buiten leerden reageerden ze dus eerst wat beschaamd, maar snel wilden ze wel hun eigen slimme vondsten vertellen, nog even vindingrijk als die van onszelf, vroeger. Het is iets dat een 'sluipend' bestaan leidt, deze trucjes, vooral nu in het huidige onderwijs pedagogen geen woorden genoeg kunnen vinden om dat domme van-buiten-leren te verketteren. Binnenkort hoeven ze zich niet meer druk te maken: ik lees dat onderwijsminister Vandenbroucke experten een schoolhervorming laat onderzoeken en die zouden aanbevelen dat het Latijn in de eerste twee jaar M.O. verdwijnt. (21/3 Volgens DS zouden ze het Latijn dan weer wel willen behouden, maar 'met minder uren'.)

Sinds de zogenaamde democratisering van het onderwijs duikt steeds opnieuw dezelfde pseudotegenstelling op: het is ofwel van buiten leren, ofwel het 'zelf' vinden. Het een zou het ander verdringen. De oude paternalistische stijl zwoer bij het memoriseren: dan gooien wij toch zeker, verlicht als we zijn, het kind met het vuile badwater weg? Deze georganiseerde sluipmoord op onze unieke gave, het geheugen, duurt al een aantal generaties en heeft er nu nog een pseudo-argument bijgekregen: 'als ik iets niet weet, dan zoek ik het toch gewoon even op op internet?'

Alsof je geheugen gebruiken en oefenen het zelfstandig denken in de weg zouden staan. Alsof je tot verhelderende inzichten via redeneren kunt komen zonder te hoeven steunen op een degelijke parate kennis. Alsof kennis in je geheugen stoppen tijdverlies zou zijn ('via de computer gaat het toch sneller?').

U hebt nu onderhand wel door waar mijn positie in deze kwestie is ;-)

Al bijna twintig jaar liggen in een hoekje van mijn geheugen twee teksten samen opgeslagen, één ervan van Cicero. Iets waarvan ik toen dacht: daar moet ik wat mee doen. In 1990 kocht ik namelijk een boekje, een 'klein boekje over een enorm geheugen', dat die associatie met Cicero opriep. Nu heb ik het weer uit de kast gehaald.

De trigger was een artikel afgelopen week in de kranten. Vandaag in DM en en op 14 maart in DS vond ik een bericht over Daniel Tammet, 'een autistische savant'. In het begeleidend artikel 'Hoe doet hij het?' las ik: Daniel Tammet gaat op een intuïtieve manier met getallen om, zoals 'gewone' mensen met hun moedertaal omgaan. Hij hoeft er niet bij na te denken als hij een som oplost. Zijn geheim: hij visualiseert getallen, met een moeilijk woord heet dat synesthesie. (-) "Grote getallen, zoals Pi, breek ik op in combinaties van getallen die ik mooi vind. Ik boetseer ze in mijn geest tot een landschap. Als ik daar in gedachten doorga, kan ik moeiteloos de cijfers opsommen." Tammett is zo'n slimmerik die geen ezelsbruggetje nodig heeft. Hij leert ook talen op die manier, supersnel. De in groen gedrukte woorden brachten mij het volgende in herinnering.

In het kleine boekje* dat ik in 1990 kocht, The Mind of a Mnemonist, beschrijft psycholoog Aleksandr Loeria zijn wetenschappelijke studie van een man die over een gelijkaardige gave beschikte als Tammett. De man, Solomon Shereshevskii, was naar Loeria gestuurd door zijn werkgever, de hoofdredacteur van een krant. Die had de man bijna willen ontslaan, omdat hij geen nota's nam bij interviews, maar toen Shereshevskii als de normaalste zaak van de wereld de volledige conversatie woord voor woord exact uit het hoofd opzei, leek onderzoek hem interessant. Dat was in de jaren '20 van vorige eeuw. Loeria zou de man zo'n 30 jaar volgen.

Loeria schrijft met veel sympathie over zijn onderwerp. S., zoals Loeria hem noemt, heeft de gave zich alles tot in het kleinste detail te herinneren, en die herinneringen komen steeds visueel in zijn geest naar boven. S. blijkt, in tegenstelling tot Tammett, niet een betere vat op zijn leven gekregen te hebben en zijn gave altijd als een probleem ervaren te hebben. Vooral omdat de herinneringen niet wegdeemsterden zoals bij een 'normaal' iemand, maar zich steeds bleven opdringen en soms een chaos in zijn hoofd creëerden. (Loeria [p.67]: Many of us are anxious to find ways to improve our memories; none of us have to deal with the problem of how to forget. In S.'s case, however, precisely the reverse was true. The big question for him, and the most troublesome, was how he could learn to forget.) Op het einde van zijn leven leerde hij het enigszins controleren.

S. stemde erin toe met Loeria allerlei proeven uit te proberen. Eén ervan was om S. een lange lijst van woorden voor te lezen / te laten lezen, die hij in de juiste volgorde van buiten moest leren en kunnen opzeggen:
Each word would elicit a graphic image (-) Most often (-), he would "distribute" them along some roadway or street he visualized in his mind. (-) ...he might also select a street in Moscow. Frequently he would take a mental walk along that street - Gorky Street in Moscow - beginning at Mayakovsky Square, and slowly make his way down, "distributing" his images at houses, gates, and store windows. (p. 32)

Toen ik dit las was ik even verbluft, zo sterk leek dit op de geheugentechniek beschreven in Latijnse teksten van Cicero (De Oratore II, 351 e.v.), de Rhetorica Ad Herennium (III, 28-40), en Quintilianus (Institutio Oratoria, XI, 2), zo'n 2000 jaar eerder. Wat eeuwen lang tot de onderwijstechnieken van de retorica behoord had bleek bij Shereshevskii op natuurlijke wijze te 'gebeuren'. De verdere uitbouw van deze gave werd door hem beschouwd als iets unieks en oorspronkelijks van hemzelf. Terwijl die Romeinse studenten in de welsprekendheid (en veel later in de middeleeuwse abdijen), geen savants, zich diezelfde geheugenkunst met veel geduld en inspanning volgens de voorschriften van hun leraars eigen gemaakt hadden. Het was één van de elementen van de voorbereiding voor een redevoering: inventio, dispositio, elocutio, memoria, pronuntiatio.

De techniek van de μνημοσυνη of memoria (Frances Yates** heeft hierover een degelijk boek gepubliceerd) zou teruggaan op de Griek Simonides (6e eeuw v.C.) en was gebaseerd op loci  en imagines, het toekennen van plaatsen en afbeeldingen aan onderdelen van de speech (wat bij Loeria 'technique of eidetic images' heet, maar ik heb bij hem nergens een verwijzing gevonden naar de Romeinen). Cicero schrijft hierover: 'Simonides, of een ander die dit heeft uitgevonden, heeft heel juist begrepen dat wat de beste en scherpste indrukken in onze geest veroorzaakt onze zintuigen zijn; en dat ons allerscherpste zintuig het zicht is.'
(Vidit enim hoc prudenter sive Simonides sive alius quis invenit, ea maxime animis effingi nostris, quae essent a sensu tradita atque impressa; acerrimum autem ex omnibus nostris sensibus esse sensum videndi.)

Bij Quintilianus moeten we ons de klassieke redenaar voorstellen als iemand die in zijn verbeelding door zijn geheugengebouw beweegt terwijl hij zijn redevoering houdt, en van de in zijn geheugen geprente plaatsen de beelden wegneemt die hij daar heeft neergezet. De methode garandeert dat de verschillende punten van zijn betoog in de juiste volgorde worden onthouden, omdat de volgorde is vastgelegd in de opeenvolging van plaatsen in het huis.
'Wat ik over dat huis heb gezegd, kan ook met openbare gebouwen, lange wegen, rondwandelingen door steden en schilderijen. Het is zelfs mogelijk dergelijke beelden te verzinnen. Wat men dus nodig heeft is een locatie, die verzonnen of echt is, en beelden of afbeeldingen, die hoe dan ook verzonnen moeten worden(...)'.
(XXI. Quod de domo dixi, et in operibus publicis et in itinere longo et urbium ambitu et picturis fieri [spieri] potest. Etiam fingere sibi has +imagines+ licet. Opus est ergo locis quae vel finguntur vel sumuntur, et imaginibus vel simulacris, quae utique fingenda sunt.)

Maar de Rhetorica Ad Herennium geeft een concreet voorbeeld, tamelijk bekend, omdat er voor de huidige lezer rare associaties instaan: 'De aanklager heeft bijvoorbeeld gezegd dat de beklaagde een man gedood heeft met vergif, heeft in zijn aanklacht opgenomen dat het motief voor de misdaad een erfenis was en heeft verklaard dat er veel getuigen en medeplichtigen waren bij deze daad. Als we, om ons verdedigingspleidooi te vergemakkelijken, dit eerste punt willen onthouden, zullen we in onze eerste achtergrond een beeld willen scheppen van heel de zaak. We zullen de persoon over wie de zaak gaat afbeelden als ziek in bed liggend, als we hem kennen. Als we hem niet kennen zullen we toch iemand kiezen voor onze zieke, maar dan iemand van de laagste stand, zodat hij ons onmiddellijk voor de geest kan komen. En we zullen de beklaagde naast het bed plaatsen, met in zijn rechterhand een kom, en in zijn linker schrijftafeltjes, en aan de vierde vinger de testikels van een ram. Zo zullen we in ons geheugen de man kunnen verankeren die vergiftigd werd, de erfenis, en de getuigen. En zo zullen we ook de andere punten van de aanklacht opeenvolgend in achtergronden plaatsen (...).'

Zo gaat de Ad Herennium nog een tijdje door. De vraag is of dit inderdaad bij de studenten het gewenste effect heeft gehad. Volgens Quintilianus wel. En de Ad Herennium heeft nog tot in de Middeleeuwen fervente navolgers gehad. Het blijft natuurlijk intrigerend, dat zo'n aangeboren (en misschien ongewenste) gave van het geheugen bij Tammett en Shereshevskii zo perfect gelijk loopt met de 'kunstmatige' training van de Romeinse retoricastudenten. Misschien zijn hierover al studies geweest. Dan graag een seintje.

---------------------------------------------------------------------------------
* The Mind of a Mnemonist - A little book about a vast memory, A. R. Luria, Harvard University Press (1987). In het Russisch "Malen'kaia knizhka o bol'shoi pamiati" - Eerste druk 1968
** Frances Yates, The Art of Memory (1966)

vrijdag 30 januari 2009

Sapphische strofe, imitatio en haiku


afflatus Musae
septendecim syllabae
carmen est: haecu

Bovenstaande haiku is een Latijnse vertaling van de haiku van Hannie van Blitterswijk, die ik als aanhef gebruikte voor een poëzieoefening tijdens het thema 'Lyriek'.

Uitgangspunt was Horatius, geen haikuschrijver, maar hij zou het met veel plezier geprobeerd hebben, poëtische scherpslijper als hij was. Horatius schreef nl. soms in sapphische strofen, waarin je drie hendecasyllabi hebt, met aan het staartje, als vierde regel, de adoneus. De naam van deze strofen gaat terug op de grote dichteres Sappho, die samen met haar tijdgenoot Alcaeus (rond 600 v.C.) deze dichtkunst beoefend (en uitgevonden) heeft. Kenmerk voor de bouw van de gedichten is o.a. de beperking van het aantal uitgesproken lettergrepen per regel, 11 in getal, zoals de naam zegt: hendeca (11) syllabi. Als u het zelf eens wilt natellen, hier een strofe van Horatius (Carm. I,30):

Parcius iunctas quatiunt fenestras
iactibus crebris iuvenes protervi
nec tibi somnos adimunt amatque
ianua limen, 
(Minder en minder vaak komt het voor<
dat uitgelaten jonge kerels
tegen je gesloten luiken keitjes gooien
en je uit je slaap houden.
De deur blijft potdicht.)

Horatius had natuurlijk nog heel wat meer troeven bij de hand voor het maken van zijn schitterende poëzie, het volgen van de regel van de lettergrepen alleen zou een doods geraamte opgeleverd hebben.

Onze leerlingen schrijven niet zo vlot Latijn meer als vroeger (:-), en om hen toch eens de ervaring van zo'n strenge dichtdiscipline te geven is de haikuversvorm ideaal. De methode is betrekkelijk simpel: 3 regels met lettergreepschema 5-7-5 en qua inhoud moet er een natuur- of persoonlijk gevoel in zitten, liefst met een omslag. Dat is één.
En twee: imitatio is toegestaan. Het imiteren van een grote voorganger en met hem kunnen wedijveren in originaliteit bij de verwerking van het onderwerp, dat stond bij Grieken en Romeinen in hoog aanzien. Natuurlijk niet letterlijk overschrijven, dat was en is plagiaat. Dus stelde ik de leerlingen voor om eens te gaan grasduinen in hun teksten van Ovidius, Catullus, Horatius, Vergilius etc. en daar een tekst te vinden die zij in een haiku konden gieten. Zelf een Latijnse haiku verzinnen kon natuurlijk ook.

Een (technisch) voorbeeldje uit Vergilius, dat ik ergens had gevonden, gaf ik hen ter illustratie: een hexameter die een perfect haikuschema bevat, zonder haiku-'inhoud' weliswaar:

quadripedante
putrem sonitu quatit
ungula campum
(met zijn vier hoeven
beukt het met luide hoefslag
in het rulle zand)

Het waren grote klassen, dus de oogst was rijk. Zo nu en dan moest er wat gesleuteld worden aan de syntaxis. Hier volgen er een paar, ik laat u zelf raden naar de geïmiteerde Latijnse voorganger (ze gaven er ook een vertaling bij).

nuda silice / inter densas corylos / gregem reliquit.
Op een naakte rots / tussen de dichtbegroeide hazelaars / liet zij haar kudde achter.

placidus mulcet / Zephyrus natos sine / semine flores.
Rustig streelt / de Westenwind de zonder / zaad geboren bloemen.

recubas mecum / sub fagis et sidera / pernumeramus.
Jij ligt op je rug met mij / onder de beuken en / wij tellen sterren.

video nimbum / ille simulat formas / utinam possem
Ik zie een wolkje / het neemt alle vormen aan / kon ik dat ook maar.

En deze laatste is een oorspronkelijke, knap van sfeer én van omslag.

Tenslotte toch ook even een Latijnse-haikudichter signaleren: Marcel Smets (+), met o.a. de prachtige bundel Tonight they all dance. Een Vlaams Latijnse-haikugenootschap vindt u hier.