woensdag 24 februari 2016

Paus Franciscus, Aristoteles, Donald Trump en het mediacircus


In de jaren '70 van vorige eeuw was er een prachtige Franse historische serie op televisie, Les rois maudits, waarin de vervloeking van een Tempelier Filips de Schone en zijn nakomelingen noodlottig werd. Dat was in de 14e eeuw. We kwamen te weten dat Filips kwalijke manipulatieve manieren had bij het beïnvloeden van de pauskeuze. Hij slaagde erin paus Clemens V naar Avignon te doen verhuizen en voor zijn kar te spannen, met name en onder andere om voornoemde Tempelier te excommuniceren. De vervloeking gebeurde op de brandstapel.

Avignon werd het centrum van weelde, lust en corruptie dat de katholieke kerk sindsdien haar kwade daglicht bezorgd heeft. Petrarca schreef hierover: "Ik leef in het Babylon van het Westen", en over de kardinalen : "rijk, onbeschaamd en roofzuchtig". Hij verhuisde snel naar Vaucluse, 'waar de lucht nog zuiver was'. De lagere bisschoppen en clerus daarentegen waren vaak onbehouwen individuen en kenden geen Latijn. (!-)

Welke criteria zijn tegenwoordig van belang voor een pauskiescollege, behalve dat de kandidaten door een vorige paus tot bisschop en kardinaal benoemd zijn? Moet je daar eerst hogere bisschopsstudies voor doen? Of is alles samengebald in die ene priesteropleiding, waarin je Latijn, filosofie en theologie (door een bisschop gedefinieerd met de paradoxale omschrijving 'wetenschap over God') leert, waarna een gelukkig toeval (= de regerende paus) je het kardinaalschap in de schoot werpt? En wat speelt er nog een rol bij het kiezen van een paus? Smeergeld en inmenging van rivaliserende staatshoofden? Foei, dat zijn 14e-eeuwse praktijken, nu bestaat dat immers niet meer.

Ratzinger, de vorige paus, was een uitgesproken intellectueel en had genoeg extra pijlen op zijn boog om boven het maaiveld uit te steken: doctor en hoogleraar in de theologie. Bergoglio, de huidige paus, was provinciaal van de Argentijnse jezuïeten. Ook niet min. De jezuïeten zijn bij uitstek de prestigieuze kloosterorde van de katholieke kerk.

Door te kiezen voor de naam Franciscus, echter, heeft Bergoglio een megabom gegooid in de kikkerpoel waarin de media elkaar verdringen. Zonder veel verdere uitleg van zijn kant heeft die naam hem onmiddellijk een wereldwijde, virtuele, reputatie bezorgd, avant la lettre. Niet van een prestigieuze intellectueel of geloofsleerkenner of Vaticaantycoon, maar van een bezorgde behoeder van de eenvoudige mensen, armen, vervolgden en onderdrukten, zoals de heilige Franciscus, de dierenvriend. En, om het eens op zijn Engels te zeggen: Francis went viral. Geniaal, zoals deze paus van de eerste minuut de media heeft bespeeld en gebruikt - om ieder reclamebureau groen van jaloezie te doen uitslaan. En elke stap die hij zet of uitspraak die hij doet zal deze beate lichtschijn over zich heen krijgen, al zijn er links en rechts wel een paar dissonanten te vinden over het imago dat hij cultiveert.

De paus heeft de gewoonte om, na een mondiale uitstap, een keur van journalisten in zijn privéjet te woord te staan. Op zijn terugreis van Mexico was het niet anders. En dat gebeurde in het Spaans, het Italiaans, het Engels, want de paus kent zijn talen. Een jezuïet van zijn leeftijd spreekt ook Latijn, maar dit terzijde voor de couleur locale van dit blog, want meer dan een paar achteloos geciteerde Latijnse spreuken kun je een journalist niet aandoen.

Daarom verrassend dat hij daar toch de naam van topfilosoof Aristoteles liet vallen, zo weinig passend bij de simpele communicatie die je van een Franciscus zou verwachten. Hij had het over Aristoteles' definitie van een mens (De mens is een 'πολιτικόν ζώον' [politikon zooön], op Wikipedia correct vertaald als 'sociaal wezen'.). Hij gebruikte de gangbare Latijnse term 'animal politicus', daarmee bij mij onmiddellijk zijn imago van paus van het volk herstellend. De paus spreekt dezelfde taal als de journalisten, oef. Animal is onzijdig, dus het moet eigenlijk politicum zijn, maar dan hoor je er niet bij, als je zo taalcorrect bent. Liever een onschuldig foutje maken. Maar laten we hem toch het voordeel van de twijfel geven, de fout kan nog liggen bij de full English transcription van de journalist van het Catholic News Agency.

Toch vraag ik me af wat Aristoteles, grondlegger van de Logica, gedacht zou hebben van de context waarin zijn uitspraak gebruikt werd. Of nee, dat weet ik eigenlijk wel zeker.

GOP-presidentskandidaat en paljas Donald Trump en reeds verkozen paus Franciscus waren zo vriendelijk vorige week om de hongerige mediamonden te vullen met een paar strategisch geplaatste steken boven de gordel. Ere wien ere toekomt: de paus was begonnen. Door demonstratief te gaan bidden voor de Mexicaanse migranten aan de Mexicaanse grens. Dat die mensen in hun benarde levensomstandigheden verandering willen brengen door die grens met de Verenigde Staten over te steken is een doorn in het oog van Trump, die een muur wil bouwen tussen beide landen om ze tegen te houden. En, aldus Trump, de paus laat zich in een politiek spelletje gebruiken door Mexico. En Franciscus dan weer: "Godzijdank dat hij mij een politicus noemt, want Aristoteles heeft de mens een 'animal politicus' genoemd. Ik ben tenminste een mens." Het venijn zit natuurlijk in het 'tenminste'-staartje, maar vóór dat staartje?

Want Aristoteles? U kent ongetwijfeld die retorische wendingen waarmee gehaaide sprekers hun toehoorders een rad voor ogen draaien. Drogredenen noemt men ze, of sofismen. Een van de bekendere is het argumentum ad verecundiam (of: het beroep op een autoriteit). In een simpele formulering bijv. 'Het is zo, omdat ik dat zeg'. Meer indruk maakt het natuurlijk als je zegt: 'Het is zo, omdat Aristoteles dat zegt'. Franciscus geeft er een extra ingewikkeld draaitje aan door het in de sfeer van het syllogisme te trekken.
- Aristoteles noemt een mens een animal politicus
- Trump noemt mij een politicus
- Ik ben (dus) een mens

Het is wat badinerend gezegd natuurlijk, als woordspelletje, niet echt diepzinnig bedoeld. Waar Franciscus als geloofsdeskundige wel voluit gaat, is de overdenking die hij er hierna aan breit: "Iemand die alleen maar denkt aan het bouwen van muren en niet aan het bouwen van bruggen is geen christen. Dat staat niet in het Evangelie." Weeral een ad verecundiam. Kijk, ik denk alleen maar aan het renoveren van mijn badkamer en niet aan die van de buren. Quid Evangelie? Staat dat er ook niet in?

Alle gekheid op een stokje: uit de cursus Logica die ik illo tempore gevolgd heb meen ik mij te herinneren dat je geen conclusies kunt trekken uit een negatieve maior (graag een seintje als ik fout ben): 'iets wat niet christelijk is staat niet in het Evangelie'. Maar laten we niet moeilijk doen. De paus spreekt niet de taal van de logische rede, niet de zuivere, niet de praktische, niet die van het oordeelsvermogen. Hij spreekt de taal van het mediacircus.

WAT NIET IN HET EVANGELIE STAAT IS NIET CHRISTELIJK.

De christenen gaan bittere en barse tijden tegemoet.
(En zoek welke foute formulering ik misschien heb gebruikt :-)

zondag 14 februari 2016

Waarom IDYLLEN?


Het Nederlands bestaat blijkbaar nog altijd en het zindert van leven. Het kan overweldigen en vertederen. Verbeelden en tergen. Het is zijn eigen – uitdagende – baas (‘en zoek jij het verder zelf maar uit’) in de nieuwe gedichtenbundel van Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen.*

Ik heb hem gekocht. En er nog geen moment spijt van gehad. Een verzameling gedichten waarin je moeite moet doen om je weg te vinden. Op internet zijn legio recensies te googlen. Maar zelfs deze slagen er niet in om voor spelbederver te spelen door te verklappen wat je eigenlijk zelf liever het eerst ontdekt.

Waar ze wel in geslaagd zijn is zichzelf collectief het etiket van oppervlakkigheid op te plakken. Langs alle kanten zeuren ze ‘deze Idyllen zijn écht niet idyllisch te noemen’. Als aanloopje naar een opsomming waaruit moet blijken dat die écht niet idyllisch zijn. Een soort negatieve definitie van idylle dus. Ik ben, vóór ik deze regels opschreef, nog eens extra gaan kijken. Nergens vind ik er het enige logische – zou je denken – vervolg op hun verzuchting. Namelijk: ‘Waarom heeft Pfeijffer die nieuwe gedichten van hem dan eigenlijk Idyllen genoemd?’

Er is een interview met Pfeijffer op het net, hier, waar die vraag ook niet gesteld wordt. En Pfeijffer zelf rept er niet over, misschien om de interviewer geen appelflauwte te bezorgen, want na de vermelding van de 'technische' termen alexandrijnen en jambische hexameter geraakte deze meneer in een kramp waarin hij Pfeijffers poëziedemonen pseudohumoristisch trachtte weg te jagen. De dichter: we zien een stevige veertiger met een verward Michiel de Ruyterkapsel, kettingrokend, in een gezellige ruimte vol boeken, de jeneverfles op tafel met enkele blikjes bier ernaast die hij tijdens het gekeuvel soldaat maakt. Daar zit het personage van zijn gedichten, compromisloos en eerlijk. Met een taxerende blik na iedere vraag. En nee, niet idyllisch.

Voor zover u nog niet verdwenen bent, lezer: ga alvast in de buurt van de nooduitgang zitten. Ik besef dat ik hier atypisch bezig ben. Dat is het effect van de Idyllen, er is geen houvast meer in de wereld;-)

Goed, hierboven heb ik al mijn verblufte verrassing te kennen gegeven over het, in het nu godbetert, opduiken van een soort poëzie dat mij in de jaren zestig van mijn sokken blies. Voor de kenners: de Ooievaarpockets van Paul Rodenko heb ik jarenlang gekoesterd als een dominee zijn bijbel. Daarin ontdekte ik Lucebert, waar ik geen knijt van begreep, maar waarvan de woordenkracht alleen al ieder verzet tegen de onverstaanbaarheid smoorde. En als de achterflap van Idyllen beweert "Pfeijffer dicht als niemand tevoren", dan zeg ik: "Pfeijffer dicht als Lucebert tevoren". Ook. En als de commentatoren zeggen "Pfeijffer dicht als Martinus Nijhoff tevoren", dan zeg ik: ook. En er zijn nog meer Tevorens in de bundel gesignaleerd door de recensenten: Anna Bijns, Marten Toonder, Jacob van Maerlant, Achterberg, Van Ostaijen, Rilke... Zelf vond ik een spoor van Alain Teister :)

Eén Tevoren, echter, is oorverdovend afwezig in het recensiekoor en, als je Pfeijffer kent, toch zozeer aanwezig, dat je er bijna over struikelt. Het antwoord op de vraag: 'Waarom Idyllen?'

Omdat Theokritos van Syracuse zijn gedichten εἰδύλλια (idyllen) noemde. Die waren ongeveer even lang of kort als die van Pfeijffer. Omdat Theokritos in de 3e eeuw v.C. leefde en in het Dorisch-Grieks schreef. Omdat Pfeijffer een classicus en kenner van het Dorisch is, want Pindarosspecialist. En omdat er een rechtstreekse lijn te trekken is van Pindaros over Hölderlin en Lucebert naar Pfeijffer, zoals ik in een vorig bericht van Pfeijffer zelf te weten kwam. Omdat de verzameling Idyllen van Pfeijffer geheel in de geest van Theokritos' verzameling gevarieerd over van alles gaat, 'de hoge zowel als de lage taalregisters bespelend' (VSB-juryverslag). Omdat Pfeijffer een strakke versmaat in acht neemt (rijmende alexandrijnen) zoals Theokritos met zijn dactylische hexameters, waardoor de poëtische intensiteit een grote hoogte kan bereiken. Omdat Pfeijffer kwistig met literaire allusies en eruditie rondstrooit, zoals Theokritos. Omdat zijn werk vol onstuitbaar leven en temperende ironie is, zoals dat van Theokritos.

Als de recensenten hun huiswerk hadden gedaan hadden zij geweten dat de 'idylle' zijn zeemzoete karakter pas in de Byzantijnse tijd verwierf. Dan hadden zij misschien, naast al die andere Tevorens, ook het spoor van Theokritos gevonden in de 13e Idylle:

"Ik hoor de spinster kirrend grijze wielen draaien.
De nacht is aangezegd. De warre uren waaien.
(-)
Scharnieren piepen en de luiken klapperen.
De iunx tracht met vleugeltjes te wapperen,
maar hij is op de holle uren vastgepind.
Alleen de spinster weet wanneer opnieuw begint
wat door haar bruine kunstgebit is afgekloven. 
Geloven is geen woord. Wat is, is ooit gewoven."

Theokritos Idylle II uitgave door Aldus Manutius Deze ronduit grimmige sfeer vind je in heel de bundel terug. Maar hier wordt die opgeroepen via het bedrijf van de Griekse schikgodinnen, die het leven spinnen en weven en ook het levensrad bedienen en doen stoppen. In de oud-Griekse traditie is de iunx de radvogel die, vastgebonden, mee moet draaien om een magische liefdeskracht op te wekken. (Wat, Pfeijffer, Eros en Thanatos?) Dat gebeurt uitgerekend in Theokritos' 2e idylle, waar een vrouw, Simaitha, wanhopig via deze magische riten de liefde van haar minnaar probeert terug te krijgen. Als in een litanie roept Simaitha telkens opnieuw de iunx smekend aan. Kijk, Pfeijffer zegt dit niet met zoveel woorden, maar voor mij lijkt dit, in een idylle opduikend, een duidelijke verwijzing naar Theokritos. (Het toeval wil dat die 2e idylle de enige was die ik met mijn klas las. In vertaling, want in het Dorisch, dat kun je niet maken :-)

Om toch niet te eindigen in een zwarte sfeer van dood en verderf wil ik de 11e Idylle aanbevelen met de heerlijke passage waar Pfeijffer liefdevol zijn begraven omaatje van 100 jaar uit haar doodskist helpt om haar naar de tram te brengen. Als twee samenzweerders zijn zij onderweg, diep in gesprek, de enigen die weten dat zij niet dood is.

En als classicus kan ik zijn 9e Idylle wel hebben, waarin hij de sfeer oproept van die jaren van een 'decadente studie in verval' waarover hij in de slotverzen het volgende kwijt wil:

"                   zoals we naar de toekomst zeilden
op brakke vlotten van een achterhaalde zee,
zo wijnkleurig ben ik en ga ik met ons mee
tot ver voorbij de wereld en haar efficiëntie.
We hebben veel geleerd. De les was decadentie."

Let's sail on. Wijnkleurig en wel ;-)

----------------------------
*Idyllen won de VSB Poëzieprijs 2016 - iets wat mij normaal wantrouwig stemt, want zo’n jury genereert natuurlijk een onderlinge grootste gemene deler die uiteindelijk niemand kan bevredigen. Vond ik. Blijkbaar had ik deze keer in de jury kunnen zitten.

zaterdag 6 februari 2016

Ik ben een Syriër


Hij schreef zijn satires in het Grieks, in de traditie van de satura Menippea. Maar alleen zijn epigrammen zijn bewaard gebleven: Meleager van Gadara, 1e eeuw v.C., Cynische filosoof en Syriër van geboorte, zoals hij zelfverzekerd verklaart op zijn facebookpagina, tegenwoordig te vinden in de Anthologia Palatina ;-)
Het presenteren van visitekaartjes in de vorm van een grafepigram was in die tijden een druk beoefend literair genre. Een functie die bij ons overgenomen is door de 'doodsprentjes'. Duizenden grafopschriften zijn er bewaard gebleven, op grafstenen of in overgeleverde geschriften.

Zij spreken een imaginaire bezoeker (xeine, vreemdeling) aan, geven levensbijzonderheden over de dode, en vragen hiervoor welwillende aandacht, met een vriendelijke groet.

Meleager doet dat, geheel in de geest van de Cynische wereldburger-doctrine, meertalig, waarbij de eerste groet toch bekend in de oren klinkt: "Als je een Syriër bent, dan zeg ik Salam! tegen je, ben je een Feniciër, dan Naidios! en tegen de Griek zeg ik Chaire!". (A.P. VII, 419)

Een ander grafepigram (A.P. VII, 417) was de aanleiding voor dit blogbericht:





"Waarom ben je verwonderd dat ik een Syriër ben? Wij wonen, vreemdeling, in één gemeenschappelijk thuisland. Eén en dezelfde heeft ons allen verwekt, als stervelingen: Chaos."

De kosmopolitische visie van de Cynicus Meleager manifesteert zich tegenwoordig wel op een bijzonder bittere en ambivalente manier.