zondag 14 februari 2010

Homerus als krachtbron


In Ons Erfdeel, februari 2009, mij onlangs toegestuurd, vond ik een artikel met de titel 'Cultuur is collectieve herinnering' van H.W. von der Dunk, een Nederlandse historicus. Ik kan het er voor het grootste deel meer dan eens mee zijn, een intelligente stem in het huidige identiteitsdebat. Hij schuwt ook geen politieke opmerkingen: "Voor het grote liberaal-burgerlijke beschavingsoffensief in de negentiende en vroege twintigste eeuw gold het devies: de massa optrekken naar het peil van de bovenlagen. In de loop van het democratiseringsproces vond er een omkering plaats en het devies werd: de bovenlagen aanpassen aan het peil van de massa. Het omgekeerde heette 'elitair' of 'paternalistisch'. Het wordt tijd die begrippen te ontsmetten." Ik kan het artikel van harte aanbevelen, ondertussen citeer ik het (eerste) gedeelte waar hij over Homerus spreekt.

Wie herinneringen leest over verschrikkingen, zoals in de concentratiekampen en gevangenissen van nazi-Duitsland, maar ook over frontervaringen waar soldaten dagenlang de dood voor ogen hadden, stoot herhaaldelijk op de bekentenis dat het opzeggen van gedichten en liederen de geestelijke zuurstof was waaruit weerstandsvermogen werd geput. Net zoals de gelovigen die in nood naar de Bijbel grepen. Het waren bevoorrechten die ze uit het hoofd kenden als een rollator om overeind te blijven. Daarbij rijst onwillekeurig vandaag bij mij de vraag of zo'n vademecum niet van generatie tot generatie steeds zeldzamer is geworden na de vele onderwijsvernieuwingen waarbij de eeuwenoude orale traditie inmiddels volledig is verdwenen en verregaand door de reductietaal van digitale informatie, laptop en internet is vervangen. Het waren ook niet toevallig vooral de oudere generaties al in de Eerste en ook nog in de Tweede Wereldoorlog, zij die nog in het begin van de vorige eeuw op school hadden gezeten, die hierbij uitblonken.
Homerus als een krachtbron in nood, hoe is dat mogelijk? Wat konden de legendarische Griekse en Trojaanse helden uit een mythische tijd een halfverhongerde gevangene in Dachau, een voor uitroeiing bestemde in het getto, een gijzelaar die het damocleszwaard van vergelding boven het hoofd hing nog zeggen? En waarom ontstonden er zelfs gedichten zoals de sonnetten van een ter dood veroordeelde in de cel, die ze omklemde voor het vuurpeloton? Woorden - zo zal het spontane antwoord luiden - zijn vleugels die ons weliswaar niet in acht uur door de ruimte over de oceaan brengen maar veel belangrijker, à la minute eeuwen terug door de tijd. We verdubbelen ons, zijn tegelijkertijd hier en heel ergens anders en we zien ons en onze situatie daardoor ineens ook vanuit een ander platform en los van onszelf. Grote dichtkunst disciplineert en bedwingt het ondraaglijke, lijden en gruwelijkheden door ze naar een bereik te transporteren waar heel andere bovenpersoonlijke esthetische wetmatigheden heersen. Dat geldt zelfs als we onze eigen situatie omzetten in woorden en daarmee niet enkel lijdend object blijven. Vandaar de talloze dagboeken uit oorlogstijd. Maar bij Homerus en andere vooral klassieke dichters die in bange uren gereciteerd, soms ook nog gelezen konden worden als de omstandigheden dat toelieten, gebeurde daarbij denk ik nog iets meer en iets anders dan enkel de inspirerende transformatie van een werkelijkheid. De tekst riep niet alleen zichzelf op, het strijdgewoel rond Troje of Odyssseus' avonturen ... de tekst verwees de gevangene of frontsoldaat daarbij terug naar zijn eigen verleden, naar vroeger, jeugd, schooljaren, de vrijheid toen men dat allemaal leerde kennen en misschien nog niet eens zo begrijpen en appreciëren kon. Homerus, Shakespeare of Goethe werden tevens een groet uit een normale gelukkige tijd. Een tekst, vooral een klassieke tekst is nooit enkel wat hij is en zoals hij uit de handen van de maker kwam. Hij draagt stiekem ook de vele generaties van lezers en liefhebbers onder zijn jas mee die ervan genoten en geleerd hebben, de affecten die hij teweeggbracht, de betekenis die hij voor tallozen kreeg en de eigen fase en omstandigheden toen men hem leerde kennen net als bij muziek. Homerus staat voor een kleurrijk lichtgevend en doorzichtig universum zoals andere grote dichters. Een universum dat definitief voorbij lijkt, dat de absurde realiteit van kampen en van het inferno dat daar door mensen werd ontketend nog niet kende, maar ook heel onze huidige technische wereld van kernenergie, computer, biogenetische manipulaties. Toch misleidt die indruk. Meer dan zes eeuwen voor Auschwitz komen we in plaats van het infame cynische "Arbeit macht frei" boven de ingangspoort al het ware motto ervan tegen in Dante's visionaire "Lasciate ogne speranza voi ch'intrate". Wat voor ons een doorschijnend universum van literatuur en kunst is, omvat ook de menselijke monsterlijkheden en slechtigheden, anders zou het ons niet bij alle afstand als "waar" en herkenbaar kunnen raken. Het is doorschijnend dankzij de paradoxale magie van het woord als bron van troost, bevrijding, zelfs genot. We worden opgenomen in een tijdloze ruimte die aan het vluchtige heden onttrokken lijkt en die toch ernaar verwijst in een wonderlijke wisselwerking. Die ruimte noemen we "de cultuur" en cultuur omvat altijd een symbiose van heden en verleden. Ze is onbestaanbaar zonder verleden.

Geen opmerkingen: