vrijdag 16 mei 2008

Grieks-Romeinse geschriften:
nooit weg uit Europa

Het is niet omdat je je bezighoudt met wat soms de dode talen wordt genoemd, dat je bezig bent met iets dat een gestold en immobiel geheel is. De 'kennis' die je erover opdoet kan nog zo vaststaand lijken, ze is integendeel een heel tijdelijke dwarsdoorsnede van een voortdurend veranderend universum van visies van autoriteiten op de klassieke oudheid, inbegrepen je eigen progressief verschuivende synthese ervan.

Als student in de jar
en zestig kregen we een voorzichtige vermelding in verband met de Griekse beeldhouwkunst. De beroemde Griekse beelden waren ooit beschilderd, met wat je oneerbiedig als 'kermisorgelkleuren' zou kunnen bestempelen. 'Oneerbiedig' (en dus ook 'voorzichtig') omdat wij onze studie klassieke filologie toch begonnen waren met het beeld van de Griekse cultuur zoals omschreven door Winckelmann: Edle Einfalt und stille Grösse. In deze geest hadden Canova en Thorvaldsen hun neoclassicistische beelden gecreëerd. Blank marmer dat de sophrosunè belichaamde. Het Parthenon, een kermis van primaire kleuren? Wij (in ieder geval ik) wensten geen moeite te doen om ons daarbij iets voor te stellen.

Sta mij toe deze draad nog even verder te spinnen vóór ik aan het onderwerp van mijn titel toekom.

Nog zo'n monument van de klassieke studies: de fibula Praenestina. Een tekst op een gouden kledingspeld uit de 6e ee
uw v.C., van rechts naar links (echt 'oud' dus) in Latijns schrift en waarschijnlijk in een Oskisch dialect: de vroegste Latijnse inscriptie ooit gevonden, mét een echte perfectumreduplicatie*. Een linguïstisch document en topgetuige in de cursus linguïstiek. Sinds de jaren '90 is men ervan overtuigd dat dit een 19e-eeuwse vervalsing is.

In mijn studietijd werd de toegang tot een bepaald huis in Herculaneum aan meisjesstudenten ontzegd omdat er een Priapus tentoongesteld was.
Onze mannelijke medestudenten meldden ons dat het hier in ieder geval niet de edle Einfalt betrof, zij het misschien wel de stille Grösse. Het was een mij toen onbekend en nieuw aspect van de klassieke cultuur. Hielden de Grieken en de Romeinen zich daar mee bezig? Wij bleken in een onbevlekt parallel universum te zweven, dat met de antieke 'realiteit' maar een klein beetje gemeen had. (Zie ook een vorig bericht.) O.a. dank zij de publicaties van Eva Keuls en K.J. Dover is dat weer wat rechter getrokken.

De Victoriaanse strategie
van het verzwijgen van wat moreel niet goed lag op dat moment had ervoor gezorgd dat we niet keken naar wat achteraf gezien in menige tekst en afbeelding voor het grijpen lag en had ons opgezadeld met een steriel antieke-maatschappijbeeld.

Het bijstellen van een mening kan overigens een goed gevoel geven, zolang je niet je eigen ideeën beschouwt als het woord van God. En hiermee kom ik aan een recente 'bijstelling' van nog zoiets dat bijna tot dogma geworden is in de geschiedenisles: de overlevering van de antieke Griekse en Romeinse teksten in Europa. Die zouden in de duistere Middeleeuwen compleet verdwenen zijn en tegen de Renaissance er weer opgedoken zijn via de omweg van de mohammedaanse geleerden, die ze al die tijd in veilige bewaring gehouden hadden. Of, om het met andermans woorden te zeggen:
De antieke Griekse kennis – filosofie, geneeskunde, wiskunde, astronomie – heeft, nadat zij uit Europa volledig was verdwenen, een schuiloord gevonden in de muzelmaanse wereld, die deze kennis in het Arabisch heeft vertaald, de boodschap in ontvangst nam en voortzette, alvorens haar tenslotte aan het Westen door te geven. Op die manier werd de Renaissance mogelijk gemaakt, gevolgd door de plotse expansie van de Europese cultuur. Deze omschrijving dook kortgeleden op in Victacausa, het onvolprezen weblog van Marc Vanfraechem (piper, non homo :-).

Je kon al een tijdje op internet argumenten vinden tegen deze hypothese omtrent het 'compleet verdwijnen' van de Griekse geschriften in Europa, van de hand van een oprecht gedreven verdediger van de reputatie van het christendom. Want de christenen zou verweten zijn dat zij alle heidense documenten vernietigd zouden hebben. Met het onnoemelijk verlies van de klassieke traditie. (Titel: Did the Christians burn/destroy all the classical literature?) Het is een heel lang en nadrukkelijk document, maar het verwijst voortdurend naar andere literatuur, wat tenminste de indruk geeft dat het onderbouwd is. Het is het antwoord van een 'Christian think tank' op de vraag van een lezer die precies over dit onderwerp handelt: The Islamic world, on the other hand, did not suffer the kind of dark ages that the Christian world did, and they actually preserved many of the works that Christians destroyed. (-) Is my history correct?

Een publicatie die, naar ik aanneem, niet vanuit exclusief christelijk perspectief geschreven is, maar eerder neutraal en wetenschappelijk-historisch, behelst exact wat hierboven aangesneden wordt: Aristote au mont Saint-Michel. Les racines grecques de l'Europe chrétienne van Sylvain Gouguenheim*. Een recensie van Le Monde door Roger-Pol Droit is te vinden op Victacausa, in de Nederlandse vertaling van Marc Vanfraechem. Het bovenstaande citaat komt hieruit. Je krijgt een goed idee van de gedachtegang en de historische bronnen waarop deze gesteund is.
Eén van de taaie winkeldochters van de Europese geschiedenis eindelijk getoetst op Popperiaanse falsificeerbaarheid: prima, zo blijven we wakker.
En wakker zijn ze ook bij de International Herald Tribune:
'But Le Figaro and Le Monde, in considering the book in prominent reviews, drank its content in a single gulp. No suspended endorsements or anything that read like a caution. (-) But is it right?' Er zijn blijkbaar al commentaren verschenen die het boek niet in een geschiedkundige, maar in een politieke (rechtse) hoek zetten.

Is het iets dat past bij onderzoek, die terminologie met 'right' en 'caution'? Het zijn woorden die een autoriteit veronderstellen, die boven de onderzoeker staat. Waardoor het niet meer het onderzoek van de onderzoeker is. En zulke woorden fungeren ook als een waarschuwende vinger naar de lezer van het onderzoek.

Nee dus, wij zullen zelf wel onze mening vormen.

* De voltooid tegenwoordige tijd wordt aangeduid door vóór aan het werkwoord een extra lettergreep toe te voegen met dezelfde beginmedeklinker als het oorspronkelijke werkwoord.
*
Seuil, "L'Univers historique", (2008) 282 p., 21 €
.

2 opmerkingen:

Marc Vanfraechem zei

Bedankt voor de reactie, beste Marjorie Hoefmans.
Vooral uw, en Petronius' piper non homo bevalt me buitengewoon. Ik hoop dat woord waardig te blijven.
Meest flatterende kritiek die ik ooit kreeg!

Anoniem zei

Doet me plezier. Petronius zou uw blog ook gewaardeerd hebben.